https://www.de-Paula-Lopes.nl
'De Paula Lopes' name
Princess
Countess
Count
Baron
Museum Ridder Smidt van Gelder
Esquire
Lord of Ampel
Rich Aunt
Napoleon Buonaparte
Resident / Crown jewels
Mayors & Bailiffs
VOC
VOC AND FAMILY
Benjamin Franklin
Reformation
Inquisition
Corpo de Malta
Huguenots
Mennonites
Russian Orthodox Church
Parentum Infidelium
Gnosticism & Pantheism
Pope
Judaism
Raadpensionaris Johan de Witt
Sint Sebastiaansschutterij
Palace Honsholredijck
State Portrait
Famous Poet
Johann Wolfgang von Goethe
Governor of the Residence
Governor of Pernambuco
Slaves
Brazilian culture
Império Brazil
Republic of Brazil
Pieter Post
Casa Príncipe Maurício
Opening a grave
Banking matters
1929 Crash
Nationalities
Soldaat van Oranje
Operation Market Garden
Unknown (wartime)marriage
Wentworth
Preventing of a kidnapping
Task for the Probandus
Slaven / Slaves



Slaven / Slaves Plakkaat van Verlatinge

Het Plakkaat van Verlatinghe, ook wel Acte van Verlatinghe of akte van afzwering genoemd, ondertekend te Den Haag op 26 juli 1581 conform het besluit genomen op 22 juli 1581 door een vergadering van de Staten-Generaal van de Nederlanden in Antwerpen, was de officiële verklaring van een aantal Nederlandse provinciën, waarin Filips II werd afgezet als hun heerser en kiezen in zijn plaats de hertog van Anjou [hij was de jongere broer van de franse vorst]. Het kan dus worden gezien als de Nederlandse onafhankelijkheidsverklaring waarbij de Republiek der Verenigde Provinciën ontstond ~ Belgica Foederata.

The ‘Plakkaat van Verlatinghe’ ~ Act of Abjuration, also called deed of renunciation, was signed in The Hague on July 26, 1581 in accordance with the decision taken on 22 July 1581 by a meeting of the States General of the Netherlands in Antwerp. It was the official statement of a number of Dutch provinces where Philip II was deposed as their ruler and in his place the Duke of Anjou was chosen [he was the younger brother of the King of France]. It thus can be seen as the Dutch declaration of independence in which the Republic of the United Provinces emerged ~ Belgica Foederata.



Plakkaat van Verlatinghe



Voor een transcriptie van de tekst, klik / For a transcript of the text, click: PLAKKAAT VAN VERLATINGHE [40 KB]



The Americam Declaration of Independence

[The Americam Declaration of Independence ~ It is accepted that the 'Plakkaat van Verlatinghe' ~ Act of Abjuration, which has also been called "the Dutch Declaration of Independence", was well known among the drafters of the American Declaration of Independence] Also see article of Benjamin Fraklin!


Intocht van de Hertog van Anjou te Antwerpen. Hij werd in 1582 uitgeroepen als vorst en heer der Nederlanden. Hij was dit slechts tot 1583 omdat hij na een mislukte coup in Brabant & Vlaanderen hij naar Frankrijk vluchtte. Met de naderende Spaanse troepen in het zuiden, verlieten de Staten-Generaal Antwerpen om neer te strijken in Den Haag. Ook Willem van Oranje vestigde zich voorgoed naar Delft.

Arrival of the Duke of Anjou in Antwerp. In 1582 he was named lord and ruler of the Netherlands. This would only last until 1583 because he fled to France after a failed coup in Brabant and Flanders. With the approaching Spanish troops in the south, the States-General left Antwerp to settle down in the Hague. William of Orange settled for good in Delft.


Verwerpen slavernij / rejection of slavery

De Nederlandse verklaring van onafhankelijkheid 'Plakkaat van Verlatinge' in 1581 van Spanje, rechtvaardigt de opstand tegen de koning van Spanje door te stellen dat 'God creëerde de mens niet om hem slaaf van zijn koning te laten zijn'. Het recht van de revolutie werd verder gerechtvaardigd door de uitspraak:


'En dat d'ondersaten niet en sijn van Godt geschapen tot behoef van den Prince om hem in alles wat hy beveelt, weder het goddelick of ongoddelick, recht of onrecht is, onderdanig te wesen en als slaven te dienen: maer den Prince om d'ondersaten wille, sonder dewelcke hy egeen Prince en is, om deselve met recht ende redene te regeeren ende voor te staen ende lief te hebben als een vader zijne kinderen ende een herder zijne schapen, die zijn lijf ende leven set om deslve te bewaren. En so wanneer hy sulx niet en doet, maer in stede van zijne ondersaten te beschermen, deselve soeckt te verdrucken, t'overlasten, heure oude vryheyt, privilegien ende oude herkomen te benemen, ende heur te gebieden ende gebruycken als slaven, moet ghehouden worden niet als Prince, maer als een tyran ende voor sulx nae recht ende redene magh ten minsten van zijne ondersaten, besondere by deliberatie van de Staten van den lande, voor egheen Prince meer bekent, maer verlaeten ende een ander in zijn stede tot beschermenisse van henlieden voor overhooft sonder misbruycken ghecosen werden'

Net als de Amerikanen bedachten de Nederlanders het fundament van hun natie als een afwijzing van de slavernij.

T
he Dutch declaration of independance ‘Plakkaat van Verlatinge’ in 1581 from Spain, justifies the revolt against the King of Spain by arguing that ‘God did not create the People slaves to their King’. The right of revolution was further justified thus:

'When one oppresses the People exacting from them slavish compliance, then he is no longer a King but a tyrant'

Like the Americans the Dutch conceived the foundation of their nation as a rejection of slavery.



Omarming slavernij / embrasing slavery

Slavernij is een maatschappelijk verschijnsel waarin personen eigendom zijn van een ander persoon. Slaven vallen dus onder het eigendomsrecht. Zowel de Kelten als de Germanen kenden een maatschappij van edelen, vrijen, halfvrijen (liten) en slaven en ook gedurende de Romeinse tijd werden er slaven gehouden.

Slavery is a social phenomenon in which people are the property of another person. Slaves therefore are seen as property. Both the Celts and the Germans had a society of nobles, freemen, halffree men (liten) and slaves, and also during the Roman period slaves were held.


Omdat in Europa de waarde van het leven altijd hoog is geweest, was er altijd een zekere morele verplichting ten opzichte van je slaaf. Deze moest goed behandeld worden. Brandmerken in het gezicht werd bijvoorbeeld door de Romeinen als immoreel ervaren.

In het middeleeuwse Europa onderscheidden slaven zich van lijfeigenen, horigen en vrijen. Elk van deze kunnen gezien worden als een volgende stap op een schaal naar wat tegenwoordig een vrij persoon genoemd wordt.




 

Slaven op de gouden koets

Slavernij zou blijven bestaan totdat het christendom algemeen aanvaard was. De schaal waarop dit plaatsvond, viel echter in het niet bij die van ruim een millennium later, waarbij de Nederlanders vooral in de beginfase een belangrijke rol speelden.

Because the value of life has been high in Europe, there was always a certain moral obligation towards your slave. They had to be treated well. Branding in the face for example, was perceived as immoral by the Romans.
In medieval Europe slaves were different than serfs, bondsmen and those who were free men. Each of these can be seen as a next step on a scale of what is now considered a free person.
Slavery would continue until Christianity was widely accepted. The scale at which this took place was dwarfed by that of a millennium later, where the Dutch played a particularly important role in the initial phase.



Het aandeel van de Republiek in de Atlantische slavenhandel was gemiddeld zo’n vijf procent. De slavenhandel door zowel de Oost- als de West-Indische Compagnie (VOC & WIC) heeft vooral in de beginjaren bijgedragen aan de status van de Nederlanden als economische wereldmacht.

The share of the Republic in the Atlantic slave trade was an average of five percent. The slave trade by the East- and West India Company (VOC & WIC) has particularly helped in the early years of the Dutch Republic to give it the status of a world economic power.


Al in 1528 werd een verdrag [asiento] afgesloten tussen de Spaanse kroon en Zuid-Nederlandse kooplieden om gedurende vier jaar vierduizend slaven van Afrika naar het Caraïbische gebied te brengen. De slavenhandel werd echter aanvankelijk immoreel gevonden in de Nederlanden. Het was tegen de christelijke normen en waarden en aanvankelijk hield men zich hier buiten.
De Nederlandse slavenhandel zou toch grote vormen aannemen en werd uiteindelijk gerechtvaardigd door het Bijbelboek Genesis 9 - waarin de nakomelingen van Cham tot slavernij vervloekt worden. Om de productie in stand te houden op het land, konden veel plantagehouders daardoor hun plantage behouden. De opvattingen over de slavenhandel bleken rekbaar veranderd; niet-christenen mochten als slaaf worden verkocht.

Already in 1528 there was a treaty [asiento] sealed between the Spanish crown and southern Dutch merchants to bring four thousand slaves from Africa to the Caribbean for the duration of four years. Initially the slave trade was found immoral in the Dutch Republic. It was against the Christian values ​​and they did not get involved with it.
But still, the Dutch slave trade would take great form and was eventually justified by the Book of Genesis 9 - in which the descendants of Cham are cursed to slavery. In order to keep the land producing, many plantation owners were thus able to maintain their plantation. The views on the slave trade proved stretchable and changed; non-Christians could be sold as a slave.



Slaven / Slaves: van der Haghen

In 1585 werkte de 22 jarige [latere eerste VOC admiraal] Steven van der Haghen met een schipper uit Hoorn. Zij zullen uiteindelijk ook samen zaken doen, eerst naar Italië en later ook naar Carthagena. Hiermee wordt zijn naam voor het eerst in verband gebracht met het prille begin van de slavenhandel die door de Republiek der 'Geunieerde Provintien' gedaan werd.

In 1585 the 22 year old Steven van der Haghen (who was to become the first Dutch East India Company (VOC) admiral) worked with a skipper from Hoorn.




 

They will eventually do business together, first to Italy and later to Cartagena. With this his name was linked to the very beginning of the slave trade in the Republic:



'ende in Carthagena [11] [96 KB] vonden Neerlands coopman genaempt Lenaert Castro, den welcken handelde op Barberien, ende hadde veel slaven en slavinnen, die hij ook verkocht’.


De documenten van de VOC tonen aan dat Steven van der Haghen met zijn ideologieën direct betrokken was bij de aanvang van de slaven reizen naar Madagaskar. Aanvankelijk bleek de Republiek der Verenigde Nederlanden nauw verbonden te zijn met de slavenhandel uit Jemen. Dit blijkt uit de volgende feiten:



In juli 1614 lag de Oost-Indische vloot van negen schepen van de Gouverneur Generaal Gerard Reynst, om proviant in te slaan, afgemeerd bij het Comorese eiland Anjuan. Steven van der Haghen was bevelhebber van deze vloot. Feitelijk had hij de leiding gezien zijn ervaring en grote Indische kennis [hij was inmiddels benoemd als 1e Raad van Indië]. Hij maakte van de mogelijkheid gebruik om zich te verdiepen in de slavenhandel op Madagaskar. Zijn informanten waren twee Arabische kooplui. De eerste was Mataco genaamd en kwam van Lamu en de ander was ene Josepho. Zij hadden ervaring in de handelsreizen tussen het eiland en Jemen. De slaven van enige kwaliteit waren volgens deze heren met name in overvloed te vinden aan de noordwestelijke kust van Madagaskar. De admiraal bedacht dat de VOC deze slaven kon transporteren met haar eigen schepen naar Oost-Indië. Zij konden dan op de Molukken, op Banda en Ambon worden ingezet op de galeien of bij de bouw van forten of pakhuizen. Voor de VOC waren slaven inderdaad absoluut onontbeerlijk! Ook moest niet vergeten worden dat er vrouwelijke slaven mee moesten. Zij waren niet alleen nuttig voor de voortplanting, maar zorgden er met name voor dat de families bij elkaar zouden blijven waardoor ook de onderwerping aan de VOC handelbaar bleef. De oprichting van een handelsbedrijf voor slaven op Madagaskar werd dan ook serieus overwogen.


The documents of the VOC show that Steven van der Haghen with his ideologies was directly involved in the initiation of the slaves travels to Madagascar. Initially, the Republic of the United Netherlands was found to be closely linked with the slave trade from Yemen. This is evident from the following facts:



In July 1614 the East India fleet of nine ships with the Governor General Gerard Reynst, was moored at the Comorian island of Anjuan to get provisions. Steven van der Haghen was commander of that fleet. In fact, he lead the expidition due to his experience and great Indian knowledge [he had been appointed as 1st Council of India]. He made use of the opportunity to get to know about the slave trade in Madagascar. His informants were two Arab merchants. The first was called Mataco andcame from Lamu and the other was Josepho. They had experience in the travel trade between the island and Yemen. They told Steven van der Haghen that the slaves of any quality and in great abundance could be found on the northwest coast of Madagascar. The admiral thought that the VOC could use their own ships to transport the slaves to the East Indies. These slaves could then be deployed on the galleys or put to good use in the construction of forts and warehouses in the Moluccas on Banda and Ambon. For the VOC slaves were indeed absolutely essential ! It was important not to forget to also take female slaves with them! They were not only useful for reproduction, but they ​​in particular made sure that the families would remain in submission thus manageable to the VOC. The establishment of slave trading in Madagascar was therefor seriously considered.


Gerard Reynst en later ook Jan Pietersz. Coen, de stichter van het Nederlands koloniale rijk, vonden dat de juistheid van Steven van der Haghens opvattingen die gebaseerd op Arabisch-Jemenitische verklaringen nog niet bewezen was. Coen gaf het advies om iemand naar Madagaskar te sturen om dit alsnog uit te zoeken. Coen was het met Steven eens dat zonder slaven de VOC niet kon overleven. Wanneer schepen aanmeerden voor verversing en dus beschikbaar waren, konden wat hem betreft meteen slaven meegenomen worden naar Oost-Indië.



Gerard Reynst and later Jan Pietersz. Coen, the founder of Dutch colonial empire, found that the accuracy of Steven van der Haghens conceptions, which were based on Arab- Yemeni statements had not been proven.


Coen gave advice to send someone to Madagaskar to investigate this. He also agreed together with Steven that without slaves the VOC could not survive. In his opinion when ships docked for refreshments and thus were available, they would be able to take slaves to the East Indies.

De Heren XVII, de hoogste vertegenwoordiging van de VOC met haar zetel in de Republiek, waren aanvankelijk gematigd positief. Zij lieten de ontwikkeling en uitwerking over aan de Gouverneur Generaal. De daadwerkelijke opdracht werd pas gegeven in het jaar 1617. De Gouverneur Generaal was toen inmiddels Jan Pieterszn. Coen.
Steven van der Haghen maakte er dus geen geheim van voorstander te zijn van de slavenhandel. Dit blijkt wederom uit een brief van dat jaar [hieronder] die hij aan de Heren XVII gezonden heeft te Ambon 26 May, fol. 200-201v.

The Heren XVII , the highest representation of the VOC with its registered office in the Republic, were initially moderately positive about the matter. They allowed the Governor General to deal with the development. The actual order was not given until the year 1617. The Governor General at that time was Jan Pieterszn. Coen.
In a letter [below] send to the 'Heren XVII' of the VOC, Steven van der Haghen again shows that he was someone who was in favor of the slave trade; Ambon 26 May 1617, fol. 200-201V.



Heren XVII; INGEKOMEN STUKKEN 26-05-1617



‘Ick hebbe U.Ed. voor desen geschreven dat ons slaven so nodich syn sonder die qualicken huis te houden is […] Hadden van die tyt aff dat ick met myn vlote voor Mossambique was mogen naer myn sin gaen souden die nu geen gebreck hebben. Men liet daer ettelicke hondert lopen die by ons verovert waren om aen die menschen een christenlick werck te bewisen. [...] Dat meer is Amboina verovert synde anno 1605 quam daer een Corre corre van Burro met over die hondert Tidoresen onse vianden menende te comen onder een Portegeschen armada, maer quamen ons inde handt. Daer ick blyde om was dat ons Godt in sulcken noot so een hoop slaven thoe sondt maer Houtman die doen noch by de selve opinie was als voor Mossambiques seide dattet niet christelicken en was slaven te houden. Daer de Portegisen in Amboina wel inne verwondert waren dat men so een schone hoop slaven liet lopen. Vraechden als wy geen slaven wilden houwen wy ons werck soude doen. Sonder twifel hebben se onder malcanderen geseit dat wy een hoop beesten waren die so veel niet en wisten Ick hebbe U.Ed voor dese oock geadviseert dat men vant eylant Madagascar aende binnen cant aen de noort syde [...] Dat men daer slaven genoech can becomen om twee realen van achten ende min elcke swarte doch daer dienen vrouwen oock te wesen so houdt mense best inde dienst & by een. Die kinderen dise procreeren blyven al slaven vanden heer ende di Madagascars syn goeden aert van slaven […]
Aen eygen slaven is ons veel aengelegen die en can men niet missen. Watten slechten dingen is dat van generael Bot geweest die so veel slaven vry gegeven heeft. t'Ware beter dat hy goudt ofte silver noch had gegeven een slave die wat is gelt nu in Amboina 80, 90 & over de hondert realen.’


De VOC had slaven nodig voor uiteenlopende doeleinden. De specerijen plantages op Ambon en de Banda eilanden konden niet zonder het gebruik van slavenarbeid en Batavia zelf was grotendeels daarvan afhankelijk.
Al in de vroege jaren van de zeventiende-eeuw hebben VOC-dienaren in Azië toestemming gevraagd aan het bestuur van de VOC in de Republiek voor de toepassing van slavenarbeid op de specerijenplantages. Het gebruik van slaven was niet iets waar alle hooggeplaatste VOC-dienaren mee eens waren.




 

Gouden koets; hulde aan koloniën Oost Indië

In 1617 herinnerde de admiraal Streven van der Haghen de kamer Amsterdam dat hij altijd de voorkeur gaf aan het gebruik van slaven, maar was tegengewerkt door de gouverneur-generaal Pieter Both (1610-1614), die het ongepast vond om christenen te gebruiken als slaven. Pieter Both had op meerdere momenten slaven vrijgelaten die waren gevangen genomen door Van der Haghen. Frederik de Houtman als gouverneur van Ambon had ook geweigerd om slaven te gebruiken als bedrijf bedienden.




 

Hulde aan koloniën West & Oost Indië

The VOC needed slaves for different purposes. The spice plantations on Ambon and Banda could not do without the use of slave labor and Batavia itself largely depended on it.
In the early years of the seventeenth century VOC officials requested permission from the board of the VOC in the Republic to be able to have slave labor in the spice plantations in Asia. The use of slaves was not something all senior VOC officials were agree on.



In 1617 the admiral Steven van der Haghen recalled to the Amsterdam Chamber that he always had preferred the use of slaves, but was thwarted by the Governor-General Pieter Both (1610-1614), who found it inappropriate to use Christians as slaves. Pieter Both had on several occasions freed slaves who had been captured by Van der Haghen. Frederik de Houtman as governor of Ambon had also refused to use slaves voor the VOC.

In 1621 had Gouverneur-Generaal Jan Pietersz. Coen met bruut geweld het gezag van de VOC in de Banda archipel gevestigd. Coen had met geweld de meeste van de inheemse bevolking van de Banda-eilanden verwijderd of vermoord, naar schatting 15.000 mensen. Door deze gruwelijke daad kwam de VOC in het bezit van 's werelds enige bron van nootmuskaat en foelie. Echter zonder werknemers om in deze kruidentuinen te kunnen werken. Coen geïntroduceerd daarom op Banda een plantage systeem met zogenaamde perkeniers [kweker van nootmuskaat]. De VOC zorgden dat deze perkeniers slaven kregen om het werk voor hun te doen. De slaven die nodig waren voor de Specerij Eilanden waren tot 1624 gekocht of gevangen op een vrij chaotische manier. Vanaf 1623 zou de VOC een structureel aanbod van slaven op de Arakanese markt vinden ~ Het koninkrijk Arakan op het grensgebied van Bangladesh en Birma was de grootste slavenleverancier van de VOC. Terwijl Arakan zich in de zestiende eeuw uitbreidde naar Oost-Bengalen, rukte het Indiase Mogol-keizerrijk op naar West-Bengalen. Op deze confrontatie volgde een oorlog die uiteindelijk negentig jaar zou duren. Daarbij delfden de Boeddhistische koningen van Arakan het onderspit.
De oorlog bracht wel een opmerkelijk nevenproduct voort. Grote aantallen krijgsgevangenen werden buitgemaakt die later verhandeld zouden worden als slaven. Belangrijkste afnemer van deze slaven was de VOC. De behoefte aan arbeidskrachten voor de specerijenplantages op de Banda-eilanden transformeerde de slavenmarkt van een aanbodgestuurde naar een vraaggestuurde.



In 1621 Governor-General Jan Pietersz. Coen had established the authority of the VOC in the Banda archipelago with brute force. Coen had forcibly removed or killed most of the indigenous population of the Banda Islands, an estimated 15.000 people. Because of this heinous act, the VOC was in possession of the world's only source of nutmeg and mace. However, there were no employees to do the workin the herb gardens. Coen therefore introduced in Banda a plantation system with so-called perkeniers [breeder of nutmeg].




 

Gouden Koets

The VOC made sure thta there was a fresh supply of slaves to do the work. The slaves that were needed for the Spice Islands were purchased in 1624 or caught in a rather chaotic way. From 1623 the VOC would find a structural supply of slaves on the market ~The kingdom of Arakan on the border of Bangladesh and Myanmar was the largest supplier of slaves for the VOC. While Arakan in the sixteenth century expanded to East Bengal, the Indian Mughal Empire marched to West Bengal. This confrontation led to a war that was to last for ninety years. The Buddhist kings of Arakan were to loose the battle.
The war did have a remarkable by-product. Large numbers of prisoner of war who were captured would be traded as slaves. Main consumer of these slaves was the VOC. The need for labourers for the spice plantations on the Banda Islands transformed the slave trade from a supply-driven to a demand-driven market.






In 1859 schafte Nederland de slavernij in de onder direct bestuur staande delen van Oost-Indië af. We zien hier Europa ondersteund door Afrika en Amerika.

It took untill 1859 before The Netherlands abolished slavery. Here we see Europe suported by Africa and America.


Slaven / Slaves in the family: De Paula Lopes

Wel is met zekerheid te zeggen dat de familie de Paula Lopes in Brazilië slaven heeft gehad.

They had slaves on my (Anibal de Paula Lopes) mothers sugar fazenda (plantation). They were given their freedom by my mother. One prefered to stay with the family. Her daughter also stayed with our family and was my nurse when I was born until I went to England. I dearly loved her and jokingly called her “my little black mother”. She lived the rest of her life at the house of my parents.

Aan het begin van de zeventiende eeuw bracht de fascinatie voor de verhalen die rondgingen omtrent de West Indiën, diverse Europese volken ertoe om stukken van de nieuwe wereld te veroveren. Onder hen Engelsen, Portugezen Fransen en Hollanders. De Hollanders hielden het echter het langst vol. Zij verbleven in het noordoosten van Brazilië van 1630 tot 1654. De meeste forten lagen vooral in het huidige Pernambuco, waar Recife de hoofdstad van is (en waar de Portugese voorouders van de Probandus zich hadden gevestigd, zie: Gaspar Quaresma Caminha [Gen. 13 Nr.: 4912 STAMBETOVERGROOTOUDER]).
Holland schreef hiermee een belangrijke periode uit de koloniale geschiedenis van Brazilië op zijn naam. De meeste relevante periode van die bezetting begint bij de aankomst van Johan Maurits van Nassau, Graaf van het kleine landgoed Siegen in het huidige Duitsland en dertiende zoon van Frederik Hendrik, een volle neef van Willem van Oranje.
Toch viel Maurits bij stadhouder Frederik Hendrik uit de gratie toen de laatste via een bedrogen echtgenoot op de hoogte raakte van zijn amoureuze verwikkelingen met de Portugese Anna Pães d’Altro. Toen de suikerproductie ook nog eens tegenviel was het met gouverneur Maurits gedaan. Op 9 mei 1643 kreeg hij zijn congé. Twee miljoen gulden aan provisie rijker keerde Maurits terug naar het vaderland. Vele Hollandse kolonisten gingen met hem mee, of namen — zoals het geval was met een groot deel van de joodse gemeenschap — de wijk naar Suriname. Het nieuwe bestuur van Nieuw Holland onder leiding van luitenant-generaal Van Schoppe en admiraal Witte Corneliszoon de With incasseerde twee gevoelige nederlagen en op 26 januari 1654 was de capitulatie van Recife een feit. De Hollanders ontvingen een forse schadevergoeding en knoopten goede betrekkingen aan met de Portugezen. Zo bleven ze fors verdienen aan de slavenhandel in Brazilië.



Itamaracá ligt in de mesoregio 'Metropolitana do Recife'. Er staat een vesting, Fort Orange, die gebouwd is door de Nederlanders.


Recife ten tijde van / Recife during the time of: Johan Maurits van Nassau-Siegen.


However, it can be said with certainty that the family ‘de Paula Lopes’ who lived in Brazil have had slaves.

They had slaves on my (Anibal de Paula Lopes) mothers sugar fazenda (plantation). They were given their freedom by my mother. One prefered to stay with the family. Her daughter also stayed with our family and was my nurse when I was born until I went to England. I dearly loved her and jokingly called her “my little black mother”. She lived the rest of her life at the house of my parents.

At the beginning of the seventeenth century the fascination for the tales brought back about the West Indies, resulted in several European nations to conquer pieces of the new world. Under them English, Portuguese, French and Dutchmen. The Dutchmen kept on going on for a long while. They stayed in the North east of Brazil from 1630 to1654. Most of the fortresses were especially built in the current region of Pernambuco, where Recife is the capital (and where the Portuguese ancestors of the Probandus had established themselves, please see: Gaspar Quaresma Caminha [Gen. 13 Nr.: 4912 STAMBETOVERGROOTOUDER]). The Netherlands wrote an important part in the chapter of colonial history in Brazil. The most relevant period of occupation starts with the arrival of Johan Maurits of Nassau, count of the small estate Siegen in current Germany and thirteenth son of Frederik Hendrik, a full cousin of William of Orange.
Still Maurits fell out of grace with city holder Frederik Hendrik when he heard from a deceived spouse that he was having an amorous adventure with the Portuguese Anna Pães d'Altro. When the sugar production was also disappointing, it meant the end for Maurits. On 9 May 1643 he was fired. With two million guilders worth in provisions Maurits returned to the fatherland. A lot of Dutch colonists went along with him, or took - such as was the case with a large part of the Jewish community – refuge the district of Surinam. The new governing board of the Nieuw Holland under the guidance of luitenant-generaal Van Schoppe and Admiral Witte Corneliszoon de With received two sensitive defeats and on 26 January 1654 the capitulation of Recife was a fact. The Dutchmen received a big compensation for their damages and established good relations with the Portuguese. Thus they continued to make huge profits with slave trade in Brazil.



Slavenmarkt / Slavemarcket in Recife: Bokkenstraat


1839 Preso Sub-Prefeito de Freguesia de Boa-Vista

V/16 Joaquim de Paula Lopes (betovergrootouder van de Probandus Marnix Alexander de Paula Lopes) werd op 30 jarige leeftijd gearresteerd [hij was toen Sub-Prefect van de Parochie Boa-Vista]:

Uwe Ulm. E. de meeste uitstekend. Snr. - Naar verluidt zijn de partijen vandaag door mij ontvangen die gisteren gearresteerd in mijn wijk Antonia. Een zwarte slaaf werd door de Sub-prefect van St. Anthony Parochie, vastgehouden die op de vlucht was en niet de naam van zijn legitieme meester wilde geven; Paulo Rafael, wit, de Commandant van wacht van het Theater, slaakte volslagen hardop aan de deur van hetzelfde Theater obscene woorden; en Manoel Antonio Goncalves, bruin, en Joaquim de Paula Lopes, wit, de Sub-prefect van de parochie van Boa-vista. Dit beroofde uw gerespecteerde politie Commissaris tot daden en het kunnen uitoefenen van zijn bevoegdheden, en dat ten gevolge van hun wanordelijk en verdacht gedrag.

Het gebeurde niet opnieuw meer.

Moge God over u waken V. Exc.

Prefect District Recife

5 April 1839.


1861 - 1961 escrava de aluguel

Voor een huis met een kleine familie een slaaf die kan koken, wassen en strijken voor 25 S. Per maand: voor de afhandeling ga naar de José de Barros weg, herenhuis van de chirurg Manuel Bernardiso of naar het magazijn (Recife) van de heer De Paula Lopes
Op 28 mei 1961 werd in de krant aangehaald dat het een eeuw geleden was op 28 mei 1861 dat er een slaaf te huur werd aangeboden door Joaquim de Paula Lopes!

Slaaf te huur

Voor 25 S kunt u een slavin huren die kan strijken, wassen, naaien en een excellente gedrag heeft. Handel in opslag; Joaquim de Paula Lopes, trap van Caes da Alfândega.


1863 escravos fugidos

We zien twee jaar na de dood van Joaquim de Paula Lopes hem in de krant verschijnen ten gevolge van een gevluchte slaaf die van hem was geweest [honderd jaar later staat het voorval wederom in de krant!]:

Gevlucht op de 30e in de maand april van het lopende jaar [1863], de slaaf Manoel, min of meer gemiddelde lengte met een leeftijd van 30 jaar, geboren in Angola, met het volgende signalement: heeft een kromme rechterbeen, grote mond, dikke lippen, zonder baard en loopt bijna altijd dronken. Slaaf van de overleden Joaquim de Paula Lopes. U kunt hem aanhouden en naar de straat van de gevangenis no. 53 brengen, tweede verdieping, alwaar u zal worden beloond.


Slaves in the family: Orozimbo Alvares

Vanuit de family saga van Anibal de Paula Lopes [grootvader van de Probandus Marnix Alexander de Paula Lopes] is bekend dat zijn moeder Constanca Alvares Cabral ook slaven heeft gehad op haar suikerplantage. Zij nam het beheeer over wanneer haar vader Fulgencio Orozimbo Alvares stierf toen zij nog maar 18 jaar oud was. Dit was in Salvador Bahia.

From the family saga of Anibal de Paula Lopes [grandfather of the Probandus Marnix Alexander de Paula Lopes] it is known that his mother Constanca Alvares Cabral also had slaves on her sugar plantation. She took over when her father Fulgencio Orozimbo Alvares died when she was only 18 years old. This was in Salvador Bahia.


Kort is Salvador in 1624 Nederlands gebied geweest [kaart hierboven van de verovering] totdat het weer werd heroverd door de Portugezen. Tot 1763 was Salvador de hoofdstad van Brazilië. Hier lag het epicentrum van de suikercultuur en het was een decadente stad waar de Portugezen en ook de Nederlandse machthebbers een luxe bestaan leidden. Het oude centrum van Salvador, Pelourinho , oogt nu idyllisch en romantisch, maar door de sfeervolle steegjes stroomt het bloed van de Afrikaanse slaven. Pelourinho betekent letterlijk ‘schandpaal’ of ‘martelpaal’: in het oude centrum werden slaven verhandeld en in het openbaar gestraft.

A short period in history Salvador had been Dutch territory in 1624 [map above of the caputure of the city] until it was recaptured by the Portuguese.
Until 1763 Salvador was the capital of Brazil. Here lay the epicenter of sugar culture and it was a decadent city where the Portuguese and also the Dutch rulers led a luxurious existence. The old center of Salvador, Pelourinho, now looks idyllic and romantic, but through the atmospheric alleyways the blood of the African slaves flows. Pelourinho literally means 'pillory' or 'torture stake': in the old center slaves were traded and publicly punished.
1625 Inname van Salvador da Bahia door de Portugezen ten koste van de Nederlanders.

1625 Intake of Salvador da Bahia by the Portuguese at the expense of the Dutch.


Slaves in family: Da Fonceca Neves

Hier zien we dat een andere tak van de familie [Da Fonseca Neves] in Brazilie zich ook heeft bezig gehouden met slaverij. Bij deze familie is het mogelijk gebleken om verschillende generaties terug te vinden die slaven hadden.

Antonio Joaquim da Fonseca Neves [Sr.] hij is een van de oudgrootouders van de Probandus Marnix Alexander de Paula Lopes en had zelf ook in ieder geval 4 slaven die bekend stonden met de namen Marcelina, Joaquim, Aleixo en Antonio. Het was in die tijd gebruikelijk om slaven te dopen in Brazilïe. De dopen zijn dan ook terug gevonden.




 
Marcelina van de Jeje stam [volwassen vrouw gedoopt, eigenaar Kapitein Antonio Joaquim da Fonseca Neves in 1800] Joaquim met zijn moeder Maria, van Angola [eigenaar Kapitein Antonio Joaquim da Fonseca Neves, gedoopt in 1803 op dezelfde dag als zijn dochter Maria] Aleixo, crioulo, met zijn moeder Josefa van de Nagô stam [eigenaar Kapitein Antonio Joaquim da Fonseca Neves, gedoopt in 1807]


De jejes, zoals ze al werden genoemd door de Nagô, de jeje-mahinische natie van de staat Bahia, en de jeje-mijn, van Maranhão, ontleenden hun tradities en rituele taal aan ewê-fon, of, en hun centrale goden zijn voduns. De jeje rituele tradities waren erg belangrijk in de vorming van candomblés met Yoruba overwicht. Het woord JEJE komt van het Yoruba adjeje wat buitenlander betekent, vreemdeling. Daarom is er geen enkele natie Jeje, Jeje mahin - gege mina in politieke termen.

Later, in 1835, zouden de Nagôs in opstand komen!Het zou echter tot 1888 duren voordat de slavernij afgeschaft werd in Brazilië.

The jejes, as they were already called by the Nagô, the jeje-mahin nation of the state of Bahia, and the jeje-mine, from Maranhão, derived their traditions and ritual language from ewê-fon, or, and their central deities are voduns. The jeje ritual traditions were very important in the formation of candomblés with Yoruba predominance. The word JEJE comes from the Yoruba adjeje meaning foreigner, stranger. Therefore, there is no and never existed any nation Jeje, Jeje mahin - gege mina in political terms.

Later, in 1835, the Nagôs would revolt! However, it would take until 1888 before slavery was abolished in Brazil.



Nagôs opstand / revolt !


De opstand van Malê in januari 1835 (Revolta dos Malês, ook bekend als de grote opstand) is de belangrijkste slavenopstand in Brazilië. Een kleine groep zwarte slaven en vrijgelatenen stond op tegen de regering. Moslims werden in deze tijd malé genoemd in Bahia, het komt van Yoruba imale van de Yoruba-moslims. De Nagô-slaven vormden de meerderheid van de moslims in Bahia vanwege de opkomst van de islam in de koninkrijken van Yoruba. In feite waren in 1835 de meeste Malês Nagôs.

The Malê revolt in January 1835 (Revolta dos Malês, also known as The Great Revolt) is the most significant slave rebellion in Brazil. A small group of black slaves and freedmen, rose up against the government. Muslims were called malê in Bahia at this time, from Yoruba imale that designated a Yoruba Muslim. The Nagô slaves made up a majority of Muslims in Bahia due to the rise of Islam in Yoruba kingdoms. In fact, by 1835 most of the Malês were Nagôs.


1813 Verkoop van manslaaf

Antonio, 18 jaar oud, manslaaf [eigenaar Kapitein Antonio Joaquim da Fonseca Neves verkocht in 1813 Aracaju Sergipe]

08-03-1813

Een 18-jarige man, een beroeps Carpentier, wordt verkocht onder de naam Antonio; iedereen die hem wil kopen, vervoegde zich naar het huis van Kapitein Antonio Joaquim da Fonseca Neves, a rua direita junta ao colégio.

09-03-1813

An 18-year-old guy, an official Carpenter, is sold by the name of Antonio; anyone who wants to buy him, can go to the house of Captain Antonio Joaquim da Fonseca Neves, a rua direita junta ao colégio.


1837 Trafico da escravatura

Hier zien we dat de zoon van Antonio Joaquim da Fonceca Neves Sr. ; Antonio Joaquim da Fonceca Neves [Jr.] zich ook op andere fronten zich bezig heeft gehouden met slaverij. Dit keer om het illegale verhandelen van slaven tegen te gaan in de staat Sergipe!

B
y authentic copy signed by the Highest Official of the Secretary of this Government, in the presence of the Secretary, transmitted to VM. the General Decree of April 12, 1832, so that it may proceed, as it is available, on the present case of a visit to the Vessel, or Vessels, anchored in this Port of Aracaju, in which it supposes that black Africans were imported for Trafficking in slavery, according to the news that has been vague since it honesty in this City; And that, in order to assist the expediency, to recommence the same Law, Captain Antonio Pedro Machado de Araujo, accompanied by a sufficient escort, and with the Instructions given by this Government, which the same Official will preside over his Majesty. To your knowledge: what myth I recommend you, under your strictest responsibility, should give me a special part of the result, and so I will send a copy of the examination order, to proceed in case of suspicion.
Deos Keep the VM. Palace of the Government of Sergipe June 14, 1837. - José Eloy Pessoa. - Mr. Justice of Peace of the Disctrict of Aracaju.
According to - Antonio Joaquim da Fonseca Neves, present as Secretary.


1855 Pass. Vapor Nacional com 1 escrava 2 filhas

Antonio Joaquim da Fonseca Neves [Jr.] had zelf ook in ieder geval 2 slaven die bekend stonden met de namen Delfina en Epifania ! Beiden komen namelijk voor in de krant omdat zij meereizden met de familie [1855 & 1861].
Antonio Joaquim da Fonceca Neves reisde met zijn slaaf Delfina en zijn twee dochters [waarvan Miquelina Gomes Cabral er een was] naar Bahia vanuit Sergipe.


1861 Passageiro Vapor Nacional com uma escrava

Left on the 10th day [november 1861]

National steam er= Valeria do Sinimbu - Commander Francisco Pereira, equip 24 = goes to the ports of the south - passengers = Manoel Martins dos Santos Penna, with a slave- Eutichio Mundim Pestana with his family and a maid, Gustavo Jencquel, Antonio Joaquim da Fonseca Neves with a slave named Epifania, Jose Teixeira da Cunha with 2 slaves named Manoel and Damiana - Dominhildes Augusta Pimentel.
Return 15th December 1861


Em 1858, Antonio Pedrozo de Albuquerque se uniu a outros dois capitalistas baianos, Francisco Gonçalves Martins e Francisco Justiniano de Castro Rebello, e adquiriu a Companhia Bonfim, fundindo-a com a Santa Cruz e fazendo renascer a Companhia Bahiana de Navegação, que passou a atender também a navegação costeira, entre Maceió e Caravelas, com oito navios; Gonçalves Martins, Valéria Sinimbú, Santa Cruz, Paraná, Cotinguiba, Pedro II, Cachoeira, Progresso e Paraguassú.

In 1858 voegde Antonio Pedrozo de Albuquerque zich bij twee andere Bahiaanse kapitalisten, Francisco Gonçalves Martins en Francisco Justiniano de Castro Rebello, en verwierf Companhia Bonfim, voegde het samen met Santa Cruz en bracht de Bahiana Company of Navigation terug op de voorgrond. Diende ook de kustnavigatie, tussen Maceió en Caravelas, met acht schepen; Gonçalves Martins, Valéria Sinimbú, Santa Cruz, Paraná, Cotinguiba, Pedro II, Cachoeira, Progresso en Paraguassú.

In 1858, Antonio Pedrozo de Albuquerque joined two other Bahian capitalists, Francisco Gonçalves Martins and Francisco Justiniano de Castro Rebello, and acquired Companhia Bonfim, merging it with Santa Cruz and bringing the Bahiana Company of Navigation back to the forefront. Also serving the coastal navigation, between Maceió and Caravelas, with eight ships; Gonçalves Martins, Valéria Sinimbú, Santa Cruz, Paraná, Cotinguiba, Pedro II, Cachoeira, Progresso and Paraguassú.



"António Fernandes de Elvas de Surdo, zoon van Jorge Fernandes en Beatriz Vaz Coronel, penningmeester van Dona Maria en die door Don Manuel tot ridder van het Koninklijk Huis werd gemaakt. Hij en zijn familie waren Marranos; dat wil zeggen Sefardische Joden die zich naar buiten toe als Cristão-Novo gedroegen vanwege de eisen van de Portugese Kroon maar privé bleven vasthouden aan het jodendom. António was een peper-aannemer [Estado da Pimenta ~ zwarte peper uit Portugees-Indië] met zijn schoonzoon Tomás Ximenes de Aragão [de broer van Brites Nunes Ximenes Gen. 14 Nr.: 9825 & 9829 STAMOUDOUDER] en was de grootvader van zijn naamgenoot de slavenaannemer [1615-1623] in Angola en Kaapverdië. Na de unie van Portugal met Spanje wilden de Spanjaarden de slavernij uitbreiden in hun Amerikaanse domeinen en zo een 'asiento' toekennen [een officiële monopolielicentie], aan bepaalde ervaren handelaren die kennis hadden van West-Afrika. Deze positie werd toegekend aan António Fernandes de Elvas van 1615 tot 1623. De twee belangrijkste plaatsen in het Spaanse Amerika waar slaven uit Afrika onder António Fernandes de Elvas werden gebracht waren Cartagena de Indias (in het moderne Colombia) en Veracruz (in het moderne Mexico). Van hieruit werden ze verdeeld naar het huidige Venezuela, de Antillen en Lima (via Portobello en Panama) en vervolgens over land naar Boven Peru en Potosí. Dit transport zelf heeft naar schatting meer doden veroorzaakt dan de Atlantische oversteek zelf. Voor zijn tijd was António Fernandes de Elvas getuige van de meest intense opkomst van de slavenhandel en de grootste massabeweging van Afrikaanse slaven naar Amerika sinds de handel was begonnen. Dit was voornamelijk uit Luanda, Portugees Angola en Portugees Congo. Tussen 1619 en 1624 werden 11.328 Afrikaanse slaven gekocht en naar Cartagena gebracht. Dit werd alleen onderbroken door de Nederlandse inname van Bahia en een tijdelijke blokkade van Luanda, die een opmars begon te maken richting de Nederlandse West-Indische Compagnie." Zie een volledige uiteenzetting hierover in het werk 'Homens de Nação e de Negócio: redes comerciais no Mundo Ibérico (1580-1640)' vanaf pagina 159: Parte 2 - As estratégias de negócios da familia de Antônio Fernandes d'Elvas. [2.040 KB]


Twee mannen hangen aan een rozenkrans, afgebeeld in de Sixtijnse kapel; Het laatste oordeel, door Miguel Ângelo, symboliseert de Portugese evangelisatie in India en Afrika.




"António Fernandes de Elvas de Surdo, son of Jorge Fernandes and Beatriz Vaz Coronel, treasurer of Dona Maria and made knight of the Royal House by Don Manuel. He and his family were Marranos, ie Sephardic Jews who outside as Cristão-Novo drugged because of the demands of the Portuguese Crown but privately stuck to Judaism António was a pepper contractor [Estado da Pimenta ~ black pepper from Portuguese India] with his son-in-law Tomás Ximenes de Aragão [brother of Brites Nunes Ximenes Gen. 14 Nr.: 9825 & 9829 STAMOUDOUDER] and was the grandfather of his namesake the slave contractor [1615-1623] in Angola and Cape Verde After the union of Portugal with Spain, the Spaniards wanted to expand slavery in their American domains and thus grant an 'asiento' [an official monopoly license] to certain experienced traders who had knowledge of West Africa This position was awarded to António Fernandes de Elvas from 1615 to 1623. The two most important places in Spanish America were r slaves from Africa brought under António Fernandes de Elvas were Cartagena de Indias (in modern Colombia) and Veracruz (in modern Mexico). From here they were distributed to present-day Venezuela, the Antilles and Lima (via Portobello and Panama) and then by land to Upper Peru and Potosí. This transport itself is estimated to have caused more deaths than the Atlantic crossing itself. Before his time, António Fernandes de Elvas witnessed the most intense rise of the slave trade and the largest mass movement of African slaves to America since trade began. This was mainly from Luanda, Portuguese Angola and Portuguese Congo. Between 1619 and 1624, 11,328 African slaves were bought and brought to Cartagena. This was only interrupted by the Dutch capture of Bahia and a temporary blockade of Luanda, which started to advance towards the Dutch West India Company. " See a full account of this in the work 'Homens de Nação e de Negócio: redes comerciais no Mundo Ibérico (1580-1640)' from page 159: Parte 2 - As estratégias de negócios da familia de Antônio Fernandes d'Elvas. [2.040 KB]


1888 Afschaffing slavernij in Brazilië

 


Slaven in de familie / Slaves in the family: Happé

Hoewel het familiewapen van de familie Happé twee geketende moren heeft, is niet getraceerd of deze familie daadwerkelijk ook slaven heeft gehad. Het is echter wel aannemelijk. De moren op het wapen zijn met gouden slavenbanden om de voeten door middel van kettingen aan elkaar verbonden. Daarnaast hebben zij ook gouden slavenbanden om de polsen en hun nek, alsmede een zilveren slavenband op het hoofd.

Although the coat of arms of the Happé family has two chained mores, it has not been traced if this family effectively has had slaves. It is however plausible. The mores on the crest have golden slavebands on their feet, which are lincked together by means of chains. They also have golden bracelets on their hands and a golden slaveband as a collar. On their head they have a silver slaveband.



Familiewapen met slaven: Happé Coat of arms with slaves: Happé


Slaven in de familie / Slaves in the family: Boode

Johanna Dorothea Boode [Gen. 7 Nr.: 103] is oudgrootouder van de probandus Marnix Alexander de Paula Lopes. Zij is geboren op 14-08-1799 in Soerakarta Nederlandsch Indië. Johanna is erg jong overleden in het kraambed op 20-01-1816 in Ampel (res. Soerakarta), 16 jaar oud.
Volgens de overlevering moet de familie Boode een zeer rijke familie zijn geweest. Zij komen echter niet voor op de lijst van landhuurders. In de boedelbeschrijving naar aanleiding van haar overlijden geeft haar man, Johannes Augustinus Dezentjé (ook bekend als de Senopati van Ampel ~ zie de artikelen bij family saga: Princess/ Lord of Ampel). aan dat zij een manslaaf heeft gehad, genaamd Primo van Rottie! [zeer waarschijnlijk afkomstig van het zuidelijkste eiland van Indonesië, dat deel uitmaakt van de Kleine Soenda-eilanden (ook wel Nusa Tenggara genoemd). Ten noordoosten ligt het eiland Timor, waarvan het gescheiden wordt door de Zeestraat Roti].

Johanna Dorothea Boode [Gen. 7 Nr.: 103] is the oldgrandparent of the probandus Marnix Alexander the Paula Lopes. She was born on 14-08-1799 in Soerakarta Dutch Indies. Johanna died at a very young age while bearing a child on 20-01-1816 in Ampel (res. Soerakarta), 16 years old.
According to the family saga, the family Boode must have been a very rich family. They however are not on the list of country tenants. In the estate description as a result of her death, her husband Johannes Augustinus Dezentjé (also known as the Senopati of Ampel ~ consider looking at the articles in the family saga: Princess / Lord or Ampel), that she had a man slave, named Primo van Rottie! [very probable originating from the Southernest island of Indonesia, which determines part of small Soenda-eilanden (also called Nusa Tenggara). At the North east lies the island Timor, which it is separated by the saestreet Roti].



Primo van Rotte; manslaaf / manslave.


VERSCHILLENDE ARTIKELEN /VARIOUS ARTICLES DEZENTJÉ

Van de genealogie Dezentjé zijn er verschillende artikelen geschreven. In de meeste artikelen zitten de onderlinge links verwerkt / Various articles have been written about the Dezentjé genealogy. The mutual links are incorporated in most articles.

V
oor alle zekerheid zijn hier alle artikelen bijeen van de familie Dezentjé / To be sure, all the articles of the Dezentjé family are gathered here:

PRINCESS

LORD OF AMPEL

RICH AUNT

VOC AND FAMILY

HUGUENOTS

MENNONITES

PARENTUM INFIDELIUM

FAMOUS POET


Bij CONSANGUINITY is ook de familie Dezentjé opgenomen met daarin een Parenteel van Jean François Teissonniére / At the tab CONSANGUINITY the Dezentjé family is also included, with an additional ‘Parenteel’ of Jean François Teissonniére.

Voorts zijn in de PEDIGREE van de Probandus zijn directe voorouders opgenomen met alle gevonden documentatie / In addition, within the PEDIGREE of the Probandus his direct Dezentjé ancestors are mentioned with all the documentation that has been found.


Slaves in the family: Ertsinger

Johanna Dorothea Ertsinger [Gen. 9 Nr.: 415 OUDBETOVERGROOTOUDER] echtenote van Johan Andries (Jan) Schultz, geboren omstreeks 1760. Johanna is overleden op 02-03-1802 in Soerakarta Solo Nederlandsch Indië, ongeveer 42 jaar oud.

Johanna Dorothea Ertsinger [Gen. 9 Nr.: 415 OUDBETOVERGROOTOUDER] was the wife of Johan Andries (Jan) Schultz, born about 1760. Johanna died 02-03-1802 in Soerakarta Solo Dutch East India, about 42 years old.



Vermelding bij de boedelbeschrijving van de vader van Johanna Dorothea Ertsinger [Pro Memorie legaat; notitie der goederen die den overledene volgens testamentaire dispositie aan zijne kinderen heeft gelegateerd, te weten...], treffen we aan: een slavin genaamd Commoenie!
Indication with the inventory of the father of Johanna Dorothea Ertsinger [Pro Explanatory note; bequest of goods that the deceased bequeathed to his children according to the testamentary disposition, namely ...] We find: a slave named Commoenie!


Vervoer van Slaven / transport of Slaves: Olhoff

Jan Olhoff zelf heeft geen slaven gehad, maar als Kapitein voor en tijdens zijn diensttijd als Luytenant bij de VOC vervoerde hij ze wel. De eerste keer dat hij kennis maakt met slaven, is wanneer hij als matroos in 1773 naar St. Eustatius ging. Hij vervoert zelf voor het eerst zeer waarschijnlijk slaven in 1779 op de Jacob & Geertruida. Dit schip had in haar vorige reis onder kapitien Willem Imkes sowieso 7 slaven aan boord gehad. Op 14-02-1777 was dit schip vertrokken van Suriname naar St. Eustatius.

Aan boord werden van Suriname naar St. Eustatius slaven vervoerd:

Negers Cupido / Alert / Plaisier / Kees / Sixtus van de heren Reisiger en de Vries privé.
Negerin Marietje van de heer E.J. Coutse
Een Mulattenjongen Gerrit van de plantage Faukenberg

Het is dus aannemelijk dat Jan Olhoff, die aanvankelijk aan boord was van het schip de Jacob & Geertruida als Opperstuurman, op zijn reis ook slaven heeft vervoerd. Hij werd Kapitein van het schip toen Schipper Willem Imkes overleed. Het schip zou immers ook naar St. Eustatius varen, het eiland waar de slavenhandel levendig aanwezig was.

Later zou Jan Olhoff in 1790 ook slaven vervoeren onder de VOC vlag met het schip de Afrikaan.



1779 Kapitein op de De Jacob en Geertruida

10-06-1778 Vertrek vanuit Amsterdam naar Berbice [Barbiesjes]
07-11-1778 Aankomst vanuit Berbice te Demerary
07-11-1778 Aankomst vanuit Berbice te Demerary
31-03-1779 uit Demerary vertrokken
Jan Olhoff was kapitein van De Jacob en Geertruida en vertrokken 31-03-1779 uit Demerary [een onderdeel van de Nederlandse kolonie Essequibo van de Republiek der 7 Verenigde Provinciën ~ later Brits-Guiana]. Het schip was van wijlen kapitein Willem Imkes die tijdens de reis was overleden. Jan Olhoff was zeer waarschijnlijk Opperstuurman en had na het overlijden van Willem Imkes letterlijk het roer overgenomen als Kapitein. Het schip had acht kanonnen [gotelingen] aan boord.




Huiswaards naar patria maakte het schip de Jabob en Geertruida een tussenstop vanuit Demerary op St. Eustatius waar zij weer vertrokken op 24-04-1779.
13-06-1779 Texel binnengekomen


26-07-1779 Veiling in Amsterdam
02-08-1779 Geveild in Amsterdam


Het schip AFRIKAAN

29-10-1790


Bewijs dat het schip de Afrikaan slaven vervoerde

Terwijl noch aan den opper Chirurgijn van 'S Ed: Comp:s Schip D' Africaan, Johannes Theodoor Ingenohl, en aan den geweezen burger te batavia Matthijs Meijer, beide verzoek gedaan hebbende, den eersten, om een Slaaven jongen, en den tweeden, om een Slaaf en eene Slavinne, ter hunner oppassing naar 't Vaderland te moogen meede neemen, dit hun verzochte g'accordeert is, onder betaling van 't daartoe staande Transport en Kostgeld voor ieder derzelven [05-04-1791].




Transport of Slaves: Berkenwaart

Ludolph Berkenwaert was een Kok die in dienst was van de VOC. Hij voer zowel naar de Caraïben, w.o. St. Domingo [Dominicaans Republiek] en naar de Westkust van Afrika, w.o. Chama [Guinea]. Hij trad meermaals op als getuige in notariële stukken.

Ludolph Berkenwaert was a cook who was employed by the VOC. He sailed to the Caribbean, including St. Domingo [Dominican Republic] and to the West coast of Africa, including Chama [Guinea]. He repeatedly acted as a witness in notarial documents.



14-09-1765 Attestatie het schip de Vrouw Cornelia

Locatieomschrijving: Straelsund [een stad in Duitsland; het ligt aan de Oostzee] & Guinea [aan de westkust van Afrika ~ Map of the district of Chama on the Dutch Gold Coast]

Onderwerpsomschrijving: Genoemd het schip De vrouw Cornelia en verklaren een betreffende persoon gekend te hebben als jongeman, ongehuwd, overleden en begraven op de rede van Chama.





20-06-1669 Scheepsverklaring Surinaems Welvaaren

Locatieomschrijving: Texel - Africa
Onderwerpsomschrijving: Schip Het Surinaems Welvaaren [Kapitein Pieter Harmanus Sluijter]; Getuige op 06-01-1768 bij het verkeerd draaien ['quaad stúúren'] van het roer om 13.30 door de dronken en kwade matroos Laurens Kraaij die vervolgens overboord sloeg!

'Uijt quaadaerdigheijd het Roer geheel verkeert draaijde, waardoor het schip omdraaijde, ende zijlen op streng en masten slogen, dat getuijgen verklaaren gesien te hebben'.

Betrof Slavenhandel. Het schip de Surinaamse welvaart verscheepte in 30 jaar, van 1747 tot en met 1777, ruim 5000 tot slaaf gemaakte Afrikanen. Voorafgaand aan de reis ondertekenden de kapitein en de boekhouders een contract bij een notaris waarin enkele zaken werden vastgelegd.


Location description: Texel - Africa
Subject description: Ship Het Surinaems Welvaaren; Witness on 06-01-1768 when the rudder turned wrong ['quaad stúren'] at 13.30 by the drunken and angry sailor Laurens Kraaij who subsequently fell overboard!

Involved Slave Trade. The ship 'de Surinaems Welvaaren' shipped over 5,000 enslaved Africans in 30 years, from 1747 to 1777. Prior to the trip, the captain and the accountants signed a contract with a notary in which some matters were recorded.





1860 Afschaffing slavernij door Nederland

Nederland schafte de slavernij in etappes af; voor het eerst was dat in Nederlandsch Indië met de 'Wet vaststelling van het Reglement op het beleid der regering van Nederlandsch Indie' (no 129), op 1 januari 1860.

[zie ook link onderaan de pagina voor de volledige Wetstekst, of klik op deze snelkoppeling
AFSCHAFFING SLAVERNIJ].

The Netherlands abolished slavery in stages; first in the Dutch East Indies with the 'Act on the adoption of the Regulations on the policy of the government of the Dutch East Indies' (no 129) on 1st January 1860.

[see also link at the bottom of the page for the full Law text, or click on this shortcut: ABOLITION SLAVERY].


1863 Afschaffing slavernij door Nederland

Op 8 augustus 1862 ondertekend Koning Willem III der Nederlanden de Wet die de slavernij zou afschaffen. Op 1 juli 1863 wordt deze bekrachtigd en wordt de slavernij eindelijk afgeschaft in het Koninkrijk der Nederlanden; zij is een van de laatste landen waar dat gebeurt. Het besluit hiertoe wordt al in 1848 genomen, maar het duurt alleen nog vele jaren voordat de wet er daadwerkelijk is.

On August 8, 1862, King William III of The Netherlands signed the Law that would abolish slavery. On 1 July 1863 it was ratified and slavery was finally abolished in the Kingdom of The Netherlands; she is one of the last countries where that happens. The decision to do so is already taken in 1848, but it took many years before the law actually came into place.
Eerste pagina van het Koninklijke Besluit van 8 augustus 1862 [nr. 83] ter vaststelling van de Wet voor afschaffing slavernij [Emantiepatiewet: Wet van 8 augustus 1862 houdende opheffing der slavernij in de kolonie Suriname & op de eilanden Curaçao, Bonaire, Aruba, St. Eustatius, Saba en St. Martin].

[zie ook link onderaan de pagina voor de volledige Wetstekst, of klik op deze snelkoppeling
AFSCHAFFING SLAVERNIJ].



First page of the Royal Decree of 8 August 1862 [no. 83] to establish the Law for the abolition of slavery [Law of Piracy: Law of 8 August 1862 on the abolition of slavery in the Suriname colony & on the islands of Curacao, Bonaire, Aruba, St. Eustatius, Saba and St. Martin].

[see also link at the bottom of the page for the full Law text, or click on this shortcut: ABOLITION SLAVERY].


DIE TYRANY VERDRYVEN DIE MY MYN HERT DOORWONDT

1940-1945
De Nederlandse leeuw vertrapt het hakenkruis en bevrijdt zichzelf door de ketenen te breken. Feitelijk waren de Nederlanders gevangenen en slaven van de Duitsers.

De grootvader [Paul Louis Elize Happé] van de Probandus Marnix Alexander de Paula Lopes is in Nederlandsch Indië in een Jappenkamp omgekomen. De Nederlanders werden aldaar als slaven ingezet om dwangarbeid te verrichten voor de 124e Japanse keizer Hirohito [de Japanners kenden de keizer een goddelijke status toe. Een speciale leer waarin de goddelijke oorsprong van de keizers werd beschreven, werd bekend als de kokutai]. Dit feit heeft diepe diepe wonden geslagen in de familie. Mede hierdoor is de Probandus een 2e generatie slachtoffer van de Tweede Wereldoorlog [Zie: Oorlogsslachtoffer / Warvictim; reactie op het boek 400 brieven van mijn moeder].





1940-1945
The Dutch lion kicks the swastika and frees itself by breaking the chains. In fact, the Dutch were prisoners and slaves of the Germans.

The grandfather [Paul Louis Elize Happé] of the Probandus Marnix Alexander de Paula Lopes died in a Japanese camp in the Dutch East Indies. The Dutch were employed there as slaves to do forced labor for the 124th Japanese emperor Hirohito [the Japanese granted the emperor a divine status. A special doctrine describing the divine origin of the emperors became known as the kokutai. This fact has caused deep deep wounds in the family. Partly because of this the Probandus is a 2nd generation victim of the Second World War [See: Oorlogslachtoffer / Warvictim; response to the book 400 letters from my mother].




 

Keizer Hirohito

Dit zijn foto's van originele documenten die werden vertaald uit het Japans in zowel het Nederlands als in het Engels en werden voorgelezen aan de Krijgsgevangenen van de Japanse Osaka Concentratiekamp onder leiding van Kolonel Murata. Vergelijkbare verklaringen werden ook voorgelezen in de Bunsho II & Bunscho III kampen. These are photographs of original documents that were translated from the Japanese colonel Murata into both Dutch and English and read to the Prisoners Of War in the Japanese Concentration Osaka Camp. Similar statements were also read in the Bunsho II & Bunscho III camps. With gatitude to Mr. Rob Baert.


NAAR BOVEN / TO TOP OF PAGE






AFSCHAFFING SLAVERNIJ / ABOLITION SLAVERY