|
|
|
| Sint Sebastiaansdoelen 's Gravenhage |
|
|
|
|
Het Sint-Sebastiaansgilde bestond sinds de helft van de 15e eeuw en was een schuttersgilde waarvan mensen uit de Haagse burgerij lid konden worden. Het betrof burgers die behoorden tot wat tegenwoordig de middenklasse wordt genoemd. Zij hanteerden als wapen de handboog.
|
|
De schuttersgilden voelden zich de ridders van de stad. Daaraan ontleenden zij niet alleen een zeker militair prestige, maar ook een uiterlijk vertoon van rijke kledij en bonte sieraden. Hun al dan niet voorgewende vechtlust kreeg een vertaling in aanhoudende competities in spelvorm. Men moest met al dat rituele wapengekletter toch kunnen tonen wie men was en wat men voorstelde, want van echt vechten kwam het maar zelden. Toch gebeurde dit wel, bijvoorbeeld tijdens de 80-jarige oorlog.
|
|
The Guild of Saint Sebastian, which existed since the mid-15th century, was a militia guild of which people from the Hague bourgeoisie could join. These were citizens who belonged to what is now called the middle class. They used the longbow as a weapon. The militia guilds felt like the knights of the city. From this they derived not only a certain military prestige, but also an outward display of rich clothing and colorful jewelry. Their pretended fighting spirit was translated into persistent competitions in game form. With all that ritual clash of arms, one had to be able to show who one was and what one proposed, because real fighting rarely happened. However, this did happen, for example during the 80-year war.
|
|
In 1635 wordt de schutterij uitgebreid tot zes vendels. Hun namen waren het Oranje-, Witte-, Blauwe-, Groene-, Oranje-Blanje-Bleu- en het Colombijne vendel. Gemiddeld bestond elk vendel uit tussen de 250 en 350 manschappen. Totaal kwam dat uit op 1800. Elk vendel werd geleid door een kapitein, en een vaandrig. Elk vendel was onderverdeeld in zes rotten die elk werden geleid door een korporaal.
|
|
Vier voorouders uit geneaties X & XI van de Probandus Marnix Alexander de Paula Lopes waren lid van de ’s Gravenhaagse schutterij onder vier verschillende vendels:
ORANGE VENDEL: ADRAEN VAN DER SNOUCK (1647) [Gen. 11 Nr.: 1716 STAMGROOTOUDER] ONDER STADHOUDER WILLEM II
BLAUWE VENDEL: HENDRICK VERVLOET (1666) [Gen. 11 Nr.: 2014 STAMGROOTOUDER] ONDER STADHOUDERLOZE TIJDPERK
COLOMBIJNE [ROZE] VENDEL: LEENDERT BRANDT (1687) [Gen. 10 Nr.: 1004 STAMOUDER] ONDER STADHOUDER WILLEM III
GROENE VENDEL: ANDRIES STEECKEL (1689) [Gen. 10 Nr.: 1006 STAMOUDER] ONDER STADHOUDER WILLEM III
Four ancestors from generations X & XI of the Probandus Marnix Alexander de Paula Lopes were members of the Gravenhaagse schutterij under four different flags:
|
|
In 1635 the militia was expanded to six flags. Their names were the Oranje-, Witte-, Blauwe-, Groene-, Oranje-Blanje-Bleu- en het Colombijne vendel. On average, each flag consisted of between 250 and 350 troops. In total that came out at 1800. Each flag was led by a captain and an ensign. Each flag was divided into six rot's, each led by a corporal.
|
|
Defilé van de schutterij van de stad in 1686.
Dit was in de tijd van: LEENDERT BRANDT (1687) [Gen. 10 Nr.: 1004 STAMOUDER] COLOMBIJNE [ROZE] VENDEL ONDER STADHOUDER WILLEM III & ANDRIES STEECKEL (1689) [Gen. 10 Nr.: 1006 STAMOUDER] GROENE VENDEL ONDER STADHOUDER WILLEM III
De schutters komen van links op en marcheren tussen de kermiskraampjes door naar het Stadhouderlijk Kwartier, om daar de wapens te presenteren.
Vanuit het venster slaan de prins [Willem III] en zijn gevolg het defilé gade [nr 6]. Rechts staat de cavalerie van de prins opgesteld, vlakbij de waterpomp. |
|
|
|
|
STADHOUDER WILLEM II |
STADHOUDER WILLEM III |
|
|
ORANGE VENDEL
|
|
|
|
XI/1716 Adriaen van der Snouck doet zijn eed voor de schutterij |
[orange vendel] van de stad 's-Gravenhage op 19.09.1647. |
|
|
|
Haagse magistraat 1647, precies in het jaar dat Adriaen van der Snouck zijn eed moest afleggen en schutter werd van de orange vendel.
Hague magistrate 1647, exactly in the year that Adriaen van der Snouck had to take his oath and became an archer of the orange vendel. |
|
|
1654 ADRIAEN VAN DER SNOUCK GENOEMD ALS OVERMAN VAN DE ORANGE VENDEL
A. Vander Croos
Af-scheyds-woorden, verrijckt met des Graven-haegsche Schutters Eer-Tijtulen, Op-geôffert aen sijnen Luytenant Bartholomeus van Duynen, Ende sijn rots-gesellen, resorterende onder 't Orangje-vaendel
Croos het schuttersleven als een combinatie van militaire deugden en gezelligheid.
In deze afscheidsrede ("op-geöffert aen sijnen Luytenant ende syn Rots-gesellen") memoreerde deze Haagse kapitein niet alleen glorieuze wapenfeiten als de expedities naar Heusden en Geertruidenberg, toen iedere schutter "als een moedigh Soldaet nae eer en glory trachte", maar herinnerde hij zijn manschappen ook aan de vele glazen wijn die men in het doelengebouw had genuttigd en de gezamenlijke maaltijden vol vrolijkheid en scherts.
Lidmaatschap van de schutterij betekende dus niet alleen maar verplichtingen, maar ook gelegenheid tot vrijetijdsbesteding en recreatie ver weg van huis en werk. Dat gold zelfs voor de gehate waakdiensten, want in de praktijk werden de nachtelijke uren in de wachthuizen toch vooral gedood met het gezamenlijk drinken en vertellen van stoere verhalen. Over de inhoud van die verhalen weten we niets, maar de schutterij was een typische mannenwereld, zodat de gespreksstof zich wel laat raden. Schuine moppen waren er in ieder geval genoeg. En als men er zelf geen meer wist, kon men altijd nog te rade gaan bij de in de schuttersalmanakken opgenomen "Kluchtige Slaep-Verdryver voor de Wakende Rot-gezels", een verzameling van pikante en dubbelzinnige anekdotes en rijmpjes over domme boeren, sluwe oplichters en wellustige vrouwen. Door het handzame formaat kon men deze boekjes gemakkelijk bij zich steken.
Adriaen van der Snouck wordt in dit gedicht genoemd als Over-man:
'Tot vreede maeckery en zijt ghy niet soo kloeck Soo neemt tot Over-man Adriaen vander Snoeck'
|
|
1654 ADRIAEN VAN DER SNOUCK CALLED AS OVERMAN OF THE ORANGE VENDEL
A. Vander Croos
Af-scheyds-woorden, verrijckt met des Graven-haegsche Schutters Eer-Tijtulen, Op-geôffert aen sijnen Luytenant Bartholomeus van Duynen, Ende sijn rots-gesellen, resorterende onder 't Orangje-vaendel
Croos militia life as a combination of military virtues and conviviality.
In this farewell speech ("op-geöffert aen sijnen Luytenant ende syn Rots-gesellen"), this captain from The Hague not only remembered glorious feats of arms as the expeditions to Heusden and Geertruidenberg, when every shooter tried "like a brave Sodier after honor and glory", but he also reminded his men of the many glasses of wine that had been consumed in the target building and the communal meals full of cheerfulness and jest.
Thus, membership of the civic guard meant not only obligations, but also an opportunity for leisure activities and recreation far away from home and work. This was even true for the hated watchmen, because in practice the night hours in the guard houses were mainly killed by drinking and telling tough stories together. We do not know anything about the content of those stories, but the militia was a typical male world, so the subject matter can be guessed. At least there were enough jokes. And if you no longer knew yourself, you could always consult the "Kluchtige Slaep-Verdryver voor de Wakende Rot-gezels", included in the militia almanacs, a collection of racy and ambiguous anecdotes and rhymes about stupid farmers, crafty crooks and lusty women. The handy format made it easy to take these booklets with them.
Adriaen van der Snouck is mentioned in this poem as Over-man:
'Tot vreede maeckery en zijt ghy niet soo kloeck Soo neemt tot Over-man Adriaen vander Snoeck'
|
Roem rijcke Schuttery ghy trouwe Bont genooten Verrijckt met ‘tgulde Vlies seer loffelyck gesprooten Uyt ‘taedlyck sGraven haegh u lof die is bekent Door ridderlycke da’en tot aen des Werelds endt Uwe Voor ouders roem tot eeuwiger memory Ons Tacitus beschrijft in sijn Roomsche History Dat het Romeynsche Volck was noyt soo seer verblijdt Dan als de Bataviers met haer gingen ten strijdt O loff’lijck wapen roem want de Romeynsche Knechten En wouden sonder haer niet ridderlycke vechten Ghy hebt den Noordschen Deen die u langh hadt geplaegt Vermeestert en weerom den Deen-wegh uyt gejaegt Nae dat den Graeff Lumé Duc d’Alff sijn Bril verkrachten En met sijn driftige Vloot nae meerder glory trachten Bewaeckten ghy die Wal als Helden vroom en trou Tot voordeel van t gemeen ten dienste van Nassou Doen Vreed’rijck hadt in’t sin sijn Oorlogs Swaert te wetten Op t Spaensche beckeneel en dat hy socht t’ontsetten De stercke Stadt Breda soo dat hy hadt ontbloot Heusden van Garnisoen doen dwongh de oorlogs-noodt U wederom tot dienst u Huys gingt ghy verlaten Bewaeckten Heusdens Wal als strijdbare Soldaten T’wijl den Bataefschen Mars met menigh trotsen Heldt Lagh voor sHertogenbosch en trachten met geweldt Dees onwinlycke Vest door Bataefs macht te dwingen En leeren haer Wilhelmus van Nassouwe singen Doen ‘t op het gypen stond soo sprong den Spaensché Spek Met hulp van den Croâet en Arent krom van bek In ons Bataefschen Thuyn en meendensoo het trouwen Te schutten van fijn Maegt en Freedryck van Nassouwe Doen kreegt ghy weer patent om Uytrechts rijcke Wal Te helpen stutten voor der Spaenschen overval Ghy hebt u manlyck daer als Oorlogs-volck gequeten De oude haet en schae die hadt ghy schoon vergeten Getuygt Geertruydenbergh de dapperheyt en moedt ‘tGeen dat ghy hebt bespeurt aen tedel Haegsche bloet Hoe yder voor fijn hooft op tochten en de wachten Als een moedigh Soldaet nae eer en glory trachten Een Duynkercks Oorlogs schip socht onlangs tot fijn buyt Te nemen voor u Kust een braef Hollandsche Fluyt Doe deed u moedigheyt een daedt die staegh sal blincken Ghy valt als strijdbaer Volck gewapent in Zee Pincken Den Vlamingh wert vertsaegt (siende dees Helden-daet) Die wederom met schand tgewonnen Schip verlaet |
Dies is ‘t u even veel hoe het toeval magh komen Heeft t Landt u niet van doen ghy oorlogt op zee stromen Dies segh ick tot u roem en houd het voor gewis Datter geen Schuttery in Hollandt moed get is Soo yemant met voordacht hier duydlijck wil opletten Oogt op haer handelingh nae t drillen van Musquetten Men sal bevinden recht soomen spreeckt sonder nijdt Dat ghy, ó Hagenaers! het puyck van Neerlandt zijt Wel aen dan moedigh Volck en waerde Rots-gesellen Wanneer ick u aensie mijn aderen die swellen Van over groote vreugt komt het soo weer te pas Thoont u niet minder vroom als t oude Vollick was VAN DUYNEN die sal u met Ridderlycke schreden Gelijck een Opper-hooft als Luyt’nant voorgaen treden Volgt sijn Commande nae, voorwaer in fijn gemoedt Heerscht niet als billickheyt en alles wat hy doet Sal tot u voordeel zijn Mijn waerde vander Tessen Hoe dickwils gingen wy ons drooge keelen lessen Met Schutterlycke dranck of men u schoon naeseydt Dat Venus Burgery u dickwils heeft verleydt Blaesbalcken sonder wint dit spreeck-woort wilt versinnen Dat bloode harten noyt een schoone Vrouw beminnen O Gerrit Hulster tis nu twintich jaer geleen Dat wy den Haegsten eedt als Schutters beyde deen Wil met u wysen raedt (daer yder van kan nutten) U Officier en Hooft met reden onder stutten En soo u hulp ontbreeckt ofsoo ghy zijt te bloo Soo offerick de saeck aen ons Melis van Loo Bosmans en Mensenbergh ghy Schutterlycke Mannen Zij vroom en wilt de nijdt uyt u gewrichten bannen Neemt Reynier Moorens aen ghy Schutters al te mael Voor uwe tweede Hooft en opper Corporael Riff is heel wel te vreen Bonier laet sulcx oock blicken Hy wil in tijd van noodt u kruyt en loot beschicken Tis Brunesteyn en u van Aken wel te pas Als Andries Hercules u dagvaert met een glas Vol leck’re Schutters wijn van Roon kan ons versaden Wanneer hy ons beschenckt met leck’re karmenade Van Saenen ghy zijn trouw u hart is moedigh eel Wel weerdt van Hulster selfs geschildert met tpingcel Ghy Pieter Nason Vriendt van in trecken wv renten Door dienghy niet en waeckt want van de goe Absenten Koopen wy leck’re Wijn waer uyt ons vreugde spruyt Die klinckend wel betaelt thoont liefelyckgeluyt |
Ick weet ó Wissingh dat het u wel sou behagen Gelijck u Vader oock een Pertisaen te dragen En ghy ó Molenhoeck ick weet dat ghy sult zijn Ons rechte Levrancier van delicate Wijn O goede Sevenhuys ghy zijt oprecht gebooren My deert dat ghy u oogh onnooslyck hebt verlooren In Schutterlycke dienst ghy kost wel zijn ontlast Maer liefde tot dees Maets hield uwe banden vast Hendrick van Groenenbergh wanneer t begint te ruycken Nae onheyl laet u dan met vander Poel gebruycken Tot vreede maeckery en zijt ghy niet soo kloeck Soo neemt tot Over-man Adriaen vander Snoeck Leeft wel en schutterlyckghy Rots gesel van Maer‘len Wel doen en vrolyck zijn is t wit van brave Kaer’len Singt vreugdigh op daer voor een Scheepien over Rhijn Laet den Trompetter daer byblasen schoon Claerijn Soo is ons Rot vol vreugt dan gaet het nae ons wenschen Dit Spel behaegt heel wel ons waerde Vriendt van Renssen Ghy Mathijs Symons en oock Harmen Mulder meugt Met Arnoudt vander Heck wel dulden dese Vreugt En ghy ó lacob Tals dicht by de Zee geboren Als Engelsman of Speck ons welvaert weer wil storen Hier voor ons Haegsche Kust valt vooraen in de Boot Zijt ghy dan van ons Rot de Stier-man en Piloot Weest vroom ghy van der Maas volgt uwe Vaders treeden Soo meugt gh op t lest het Ampt gelijck hy dee bekleeden Weest moedigh Touwers Soon en ghy ô Rijcken sterck Weest milt en prijst altijds den goeden Huysmans werck Ons Molenyser die van yder wert gepresen En sal met Michiel Bent tot vreugt geen breeck spel wesen Westman en Schaessen ghy zijt elck een Man vol moet Al zijt ghy jongst van dienst u hart is trouw en goet Soo zijn sy al te mael, schept moedt dan waerde Mannen Wilt al het swaer gepeyns uyt u gewrichten bannen Neemt dit mijn Rijm in danck soo lange als ick ken Sal’k u nae waerdigheyt staegh loven met mijn Pen Soo langh ick adem schep sal ick met hart en sinnen U als een trouwe Broer recht schutterlyck beminnen En als de Doodt my treft die niemant niet en spaert Ciert my dan schutterlyck en draegt my soo ter Aerd |
|
|
|
Officieren en Vaandrig van het Haagse Orange vendel 1660. Dit doek is slechts een verkleinde versie van het schoorsteenstuk dat de schilder Martinus Lengele in 1660 heeft geschilderd voor de grote Burgerzaal in de Sint-Sebastiaansdoelen. Aan het eind van de 18de eeuw is het oorspronkelijke werk verloren gegaan. Zeer waarschijnlijk heeft Adriaen van der Snouck daarop gestaan.
Officers and Ensign of the Hague Orange vendel 1660. This canvas is only a reduced version of the chimney piece that the painter Martinus Lengele painted in 1660 for the large Burgerzaal in the Sint-Sebastiaansdoelen. The original work was lost at the end of the 18th century. It is very likely that Adriaen van der Snouck was to been seen on it. |
|
|
1669 ELECTIE VAN OFFICIEREN ORANGE VENDEL: ADRIAEN VAN DER SNOUCK
|
|
In het gedicht uit 1654 stond Adriaen van der Snouck stond dus bekend als Over-man van de orange vendel [3e kolom]. In andere teksten komt hij voor als homan; een voornaam of aanzienlijk persoon [hooftman]. Hij werd namelijk bij de 'Electie der officieren' gekozen tot nieuw homan op 18-09-1669. Dit verklaart het 'teren' bij de lokale Casteleynie tot den homan van der Snouck. Hij bleef dit tot 15-10-1671 toen hij als homan werd vervangen. Het volgende jaar zou de geschiedenis ingaan als het rampjaar 1672. In dat jaar werden de gebroeders de Witt vermoord en de magistraten van de steden vervangen voor Oranje gezinden. Dit betrof ook de schutterij en de schutters van 't orange vendel. Zij gaven hier o.a. blijk van door de door hen gevoerde vaendel.
|
|
|
In the poem from 1654 Adriaen van der Snouck was known as Overman of the orange vendel [3rd column]. In other texts he appears as a homan; a first name or significant person [hooftman]. He was elected new homan at the 'Electie der officers' on 18-09-1669. This explains the 'gathering' at the local Casteleynie to the homan van der Snouck. He stayed until 15-10-1671 when he was replaced as a homan. The following year would go down in history as the disaster year of 1672. In that year the de Witt brothers were murdered and the magistrates of the cities were replaced by Orange-minded people. The militia and the gunners of the orange vendel showed this, among other things, by the flag they carried.
|
|
De zus van zijn vrouw Engeltje Cornelisdr. Roels was Maria. Zij was gehuwd met Bastiaan Middelbeeck die trad in 's-Gravenhage toe tot de Witte Vendel op 28-08-1671. Hun vader Cornelis Leenderts Roels werd begraven in de Kloosterkerk in een familiegraf van de familie Middelbeeck! Die familie behoorde tot de bestuurlijke elite van de stad 's-Gravenhage.
The sister of his wife Engeltje Cornelisdr. Roels was Maria. She was married to Bastiaan Middelbeeck who joined the Witte Vendel in The Hague on 28-08-1671. Their father Cornelis Leenderts Roels was buried in the Kloosterkerk in a family grave of the Middelbeeck family! That family belonged to the administrative elite of the city of The Hague.
|
Traditioneel werd op 1 mei de meiboom geplant door de schuttterij van 's Gravenhage. Dit markeerde de viering van de zomerwende. |
|
Traditionally, on May 1, the maypole was planted by the 's-Gravenhage schutterij. This marked the celebration of the summer solstice. |
|
|
BLAUWE VENDEL
|
|
|
|
XI/1716 Hendrick Vervloet doet zijn eed voor de schutterij |
[blauwe vendel] van de stad 's-Gravenhage op 06-04-1666. |
|
|
Adres: woont Kleyn Bleyjen-burg [hier te zien als Heere straat `rechtsonder] 's Gravenhage. Links boven is bij nr. 7 het Mauritshuis te zien bij 43 de nieuwe doelen waar de Sint Sebastiaansschutterij zat. |
|
Address: he lived at Kleyn Bleyjen-burg [seen here as Heere street `bottom right] The Hague. At the top left, at no. 7, the Mauritshuis can be seen and at 43, 'de nieuwe doelen' where the Saint Sebastian Civic Guard was located. |
|
|
COLOMBIJNE VENDEL
|
|
|
|
XI/1716 Leendert Brandt doet zijn eed voor de schutterij |
[colombijne ~roze vendel] van de stad 's-Gravenhage op 23-01-1689. |
|
|
GROENE VENDEL
|
|
|
|
XI/1716 Andries Steeckel doet zijn eed voor de schutterij |
[groene] van de stad 's-Gravenhage op 07-02-1687. |
|
|
|
Het Jorisgilde had een eigen wapen. In het wapen stond een Jeruzalemkruis, dat refereert aan de kruistochten van de middeleeuwen en die het nobele en militaire karakter van deze schutterij moest benadrukken. De schutterij heeft echter nooit deelgenomen aan kruistochten. Om het wapen heen stonden symbolen als schildhouders. De ankers zijn een symbool van de hoop, omdat het bij een storm voor een schip en zijn opvarenden de enige hoop op redding biedt. De twee schuddende handen staan broederschap.
The Joris Guild had its own coat of arms. The coat of arms contained a Jerusalem cross, which refers to the crusades of the Middle Ages and which was intended to emphasize the nobility and military character of this militia. However, the militia never took part in crusades. Surrounding the weapon were symbols such as shield holders. The anchors are a symbol of hope, because in a storm it offers the only hope of salvation for a ship and its crew. The two shaking hands represent brotherhood.
|
|
De bouw van de Nieuwe of Cloveniers Doelen voor de schutters van het Sint Sebastiaans-gilde startte in 1636. De eerst steen werd gelegd door prins Willem II, zoon van stadhouder Frederik Hendrik.
Deze gebeurtenis staat in het Latijn vermeld op de lijst direct onder het driehoekig fronton van het gebouw.
Ontwerper van het gebouw was Arent van 's-Gravensande (ca. 1610-1662). Deze bouwmeester had goed gekeken naar de nieuwe bouwstijl die werd toegepast voor het Mauritshuis, waarvan de bouw enige jaren daarvoor begonnen was. Ook de Sebastiaansdoelen, de naam waaronder het gebouw het meest bekend is geworden, werd ontworpen in de stijl van het Hollands Classicisme
|
|
The construction of the Nieuwe or Cloveniers Doelen for the archers of the Saint Sebastian guild started in 1636. The first stone was laid by Prince William II, son of Stadtholder Frederik Hendrik.
This event is mentioned in Latin on the list immediately below the triangular pediment of the building.
The building was designed by Arent van 's-Gravensande (ca. 1610-1662). This master builder had taken a good look at the new architectural style that was being used for the Mauritshuis, which had started construction a few years earlier. The Sebastiaansdoelen, the name by which the building is best known, was also designed in the style of Dutch Classicism.
|
EED VAN TROUW/ OATH OF ALLEGIANCE
|
Volgens een ordonnantie (bevelschrift) uit 1548 zijn de schutters verplicht om bij het aanvaarden van hun functie een eed van trouw af te leggen ten overstaan van de baljuw, schout en het gerecht van Den Haag.
According to an ordinance (warrant) from 1548, the shooters are obliged to take an oath of allegiance before the bailiff, and the court of The Hague when accepting their position.
|
|
|
Om vermeld te staan als Schutter |
moest je hiervoor een eed afleggen. |
|
|
Bewaeckten ghy die Wal als Helden vroom en trou Tot voordeel van t gemeen ten dienste van Nassou
De opperbevelhebber van de Watergeuzen, Willem van der Marck, heer van Lumey, had een dubbelzinnige reputatie. Inderdaad had hij ervoor gezorgd dat Den Briel ingenomen werd in 1572. Maar hij was ook verantwoordelijk voor de dood van de Martelaren van Gorcum: de priesters die in Gorcum gevangengenomen en in Den Briel vermoord werden. Ook in het Noorden was dat een pijnlijke geschiedenis. De Haagse schutters [waar het Oranje Vendel onder viel] waren daarom, zo claimden ze trots, 82 jaar geleden tegen Alva en Lumey, maar voor de prins van Oranje. |
|
Bewaeckten ghy die Wal als Helden vroom en trou Tot voordeel van t gemeen ten dienste van Nassou
The commander-in-chief of the Watergeuzen, Willem van der Marck, lord of Lumey, had an ambiguous reputation. He had indeed ensured that Den Briel was captured in 1572. But he was also responsible for the death of the Martyrs of Gorcum: the priests who were captured in Gorcum and murdered in Den Briel. That was also a painful history in the North. The Hague gunners [which included the Orange Vendel] were therefore, they proudly claimed, 82 years ago against Alva and Lumey, but for the Prince of Orange. |
|
|
|
In 1795 werden alle gildes afgeschaft en de Sint-Sebastiaensschutterij werd op last van de Bataafse Republiek onwapend en ontmanteld. Als Orange gezind bolwerk werd de schutterij gezien als een bedreiging voor deze nieuwe republiek.
In 1795 all guilds were abolished and the Saint Sebastian Civic Guard was disarmed and dismantled by order of the Batavian Republic. As an Orange-oriented stronghold, the militia was seen as a threat to this new republic.
|
NAAR BOVEN / TO TOP OF PAGE
|
|
|