|
|
|
| Raadpensionaris Johan de Witt |
|
|
|
Toen Stadhouder Willem II plotseling overleed wilde de meerderheid van de Nederlandse provinciale besturen geen nieuwe stadhouder van het Huis van Oranje. Het Eerste Stadhouderloze Tijdperk was een feit. De Witt was er een groot voorstander van. Hij noemde het de periode van "De Ware Vrijheid". Er was geen staatshoofd. Beslissingen die de hele republiek aangingen, werden door de zeven provincies gezamenlijk genomen op basis van meerderheid van stemmen. Bij erg belangrijke zaken diende er eenstemmigheid te zijn. De provincies zelf bleven autonoom, evenals de steden.
Johan & Cornelis de Witt [broers] waren de leiders van de staatsgezinden, een anti-Orangistische groepering die door Johan de Witt de partij van de vrijheid genoemd werd. Sinds zijn vader, die ook tot de staatsgezinden behoorde, met zes andere voormannen door Willem II korte tijd vastgehouden werd in de staatsgevangenis slot Loevestein, werden de staatsgezinden in de wandelgangen Loevesteiners genoemd.
|
|
|
Raadpensionaris Johan de Witt |
Wendela Bicker |
|
|
|
Huwelijk Johan de Witt & Wendela Bicker |
|
|
|
Woonhuis op het Westeinde te 's-Gravenhage |
|
|
|
|
Anna de Witt, de gedoopte dochter van Johan de Witt & Wendela Bicker in de hierboven getoonde akte. Zij was hun eerste kind. Twee namen verder treffen we Elisabeth Coster [Gen. 10 Nr.: 1005 STAMOUDER] aan. Anna huwde Herman van den Honert 10-07-1675. |
|
|
|
Anna de Witt huwde Herman van den Honert 10-07-1675. |
|
|
|
Wendela Bicker, de vrouw van Johan de witt; haar opvoeding was die eener rijke burgerdochter van dien tijd geweest: zij had alle vrouwen-handwerken in de volkomenheid geleerd, en was in het receptenboek bij uitnemendheid thuis, en onderwezen in het nagaan van alles, wat de wasch en schoonmaak betrof, wist de tapijten voor de mot en het linnen voor het verbleeken te bewaren; doch voor het aesthetische leven had zij oog noch oor: lezen deed zij nooit, en met het schrijven ging het maar zoo wat: en wat zij in De Witt het meest bewonderde, was wellicht niet zoozeer zijn grootheid als Staatsman, als dat hij een rekenaar was, tegen wien zelfs haar gewezen cijfermeester opzag, dat hij zoo fraai musiceerde, en dat hij zelfs verzen maken kon!
|
Wendela Bicker
|
|
Johan de Witt werd op 21 december 1650 benoemd tot pensionaris van zijn geboortestad Dordrecht. In die hoedanigheid was hij de fiscaal adviseur van Dordrecht en afgevaardigde namens de stad naar vergaderingen van de Staten van Holland. Vanaf 30 juli 1653 was De Witt raadpensionaris van Holland. Hij was voorgedragen door Dordrecht, dat als oudste stad in het graafschap Holland de meeste rechten had een kandidaat te leveren. Wat in zijn voordeel werkte, was dat hij zijn voorganger Adriaen Pauw enkele keren bij diens afwezigheid vervangen had.
Voor de benoeming tot raadpensionaris was De Witt afhankelijk van de nadrukkelijke instemming van Amsterdam dat onder leiding stond van Cornelis de Graeff, van wie hij twee jaar later aangetrouwde familie zou worden. De voorbeeldige samenwerking tussen de twee was een belangrijke factor in het succes van De Witts politiek en de herleving van de economische vooruitgang na de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog.
|
|
Johan de Witt |
|
|
Het Eerste Stadhouderloze Tijdperk ging onder de leiding van Johan de Witt een welvarende periode tegemoet, maar niet zonder machtsvertoon en oorlogen. Onder De Witts leiding werd met Engeland in 1654 de Vrede van Westminster gesloten, door een geheim bijvoegsel te aanvaarden, de Akte van Seclusie. Daarin beloofden de Staten van Holland, waaronder De Witt, De Graeff, en admiraal Jacob van Wassenaer Obdam dat zij nooit een nakomeling van Willem II tot stadhouder van Holland zouden benoemen. Cromwell had immers koning Karel I van Engeland afgezet en laten onthoofden, wiens dochter Mary getrouwd was geweest met stadhouder Willem II, waarvan zij een week na zijn dood een zoon baarde. Cromwell vreesde dat een oranjeheerser de Stuarts op de troon zou kunnen helpen. De Witt wist dat de andere provincies zo'n bepaling niet zouden accepteren. Het vredesoverleg dreigde in een impasse te komen als hij de geheimhoudingstruc niet zou gebruiken. De Staten-Generaal ratificeerden het verdrag zonder zich van de geheime akte bewust te zijn en Engeland was bereid te ratificeren nadat de Staten van Holland de akte aanvaard hadden.
|
|
|
In de republiek vonden velen - het geheim kon niet al te lang bewaard blijven - dat de clausule verdacht veel in het voordeel van De Witt uitwerkte, wiens vader Jacob door Willem II gevangen was gezet. Er werd openlijk de verdenking geuit dat hijzelf de bedenker was. Met veel moeite wist De Witt hem aanvaard te krijgen, in een redevoering die bekend is geworden als de deductie van Johan de Witt, maar dat gebeurde wel ten koste van nieuwe maatschappelijke onrust. De Witt stond een strenge onderdrukking van deze ongeregeldheden voor, met toepassing van de doodstraf, maar vrijwel geen enkele vroedschap durfde of wilde tot dit laatste overgaan.
"Kind van Staat" In 1660 werd De Witt evenals De Graeff, Lodewijk van Nassau-Beverweerd en drie anderen door de Staten van Holland aangesteld als lid van een commissie ter educatie van de legitieme zoon van Willem II, prins Willem van Oranje. Op die manier konden ze zijn opvoeding in de gaten houden en indien nodig manipuleren. Met die regeling probeerde De Witt zowel Frankrijk als Engeland tevreden te stellen. De druk om de prins aan te stellen tot stadhouder bleef aanhouden. In 1666 werd de regeling herzien en kreeg de prins de titel "kind van staat".
|
|
Willem III van Oranje Nassau; kind van staat |
|
|
In 1660 werd de Akte van Seclusie ongeldig verklaard, nadat Cromwell het veld had moeten ruimen voor koning Karel II. Daarom volgde in 1667 een nieuwe akte, het Eeuwig Edict, dat het stadhouderschap in het graafschap Holland voor altijd afschafte. De andere zes provincies weigerden te volgen. Er werd een compromis bereikt, waarin werd vastgelegd dat het stadhouderschap in de andere zes provincies onverenigbaar was met dat van kapitein-generaal, de opperbevelhebber van het Staatse leger. Aangezien bij de aanstelling van een stadhouder voor de hele republiek alle zeven provincies toestemming moesten geven, was met de weigering van Holland om er ooit nog eens een te benoemen, het stadhouderschap in feite afgeschaft.
|
|
Het Staatse leger was sterk verwaarloosd door geld en middelen te gebruiken om de Engelse handels rivaliteit te weerstaan. Dat was niet zonder gevaar omdat de Franse politiek in die tijd gekenmerkt werd door een tomeloos expansionisme, dat versterkt werd door de geduchte economische concurrentie van de Nederlandse republiek. De Witt probeerde met een pro-Franse politiek de veiligheid van zijn republiek te waarborgen, maar wilde niet akkoord gaan met het plan van koning Lodewijk XIV om de Spaanse Nederlanden te verdelen. Net als stadhouder Frederik Hendrik van Oranje-Nassau voor hem, had hij liever een door Spanje bestuurde bufferzone aan de zuidgrens van de republiek dan een grens met het machtige Frankrijk.
Met Engeland en Zweden werd in 1668 de Triple Alliantie gesloten. Daarin was vastgelegd dat de drie landen elkaar militair zouden steunen als Frankrijk een van hen aanviel. De Witt wilde desondanks geen breuk met de zonnekoning. Daarom werd afgesproken bij Spanje erop aan te dringen een aantal steden in de Spaanse Nederlanden aan hem af te staan. Pas als Lodewijk XIV dit zou afwijzen en zou aanvallen om het hele gebied in handen te krijgen, zouden de drie landen met militair geweld optreden tegen Frankrijk.
Speciaal op verzoek van De Witt werd die laatste afspraak opgenomen in een geheime clausule omdat hij de Fransen niet voor het hoofd wilde stoten. Wat De Witt niet wist, was dat Karel II het verdrag slechts was aangegaan om alle Nederlands-Franse banden voorgoed te verbreken. Een maand na de sluiting ervan verklapte hij de zonnekoning de details over de geheime clausule, die daarop - belust op wraak - met de Engelsen het in het geheim gesloten Verdrag van Dover sloot, waarin bepaald werd dat gezamenlijk de Nederlandse republiek zou worden aangevallen.
|
|
Coenraad Van Beuningen stelt de Franse edelen gerust over de kosten van de aanstaande oorlog
Coenraad van Beuningen, die in het tijdperk van De Witt met belangrijke gezantschappen naar Zweden, Denemarken, Engeland en Frankrijk was belast, genoot het volle vertrouwen van de raad-pensionaris. Hij was ook diep doordrongen van diens staatkundige beginselen. Van Beuningens onstuimig karakter en republikeinse fierheid gaven echter bij menige gelegenheid aanstoot; zij bedierven wel eens het werk van zijn schrander overleg. Toen koning Lodewijk xiv van Frankrijk zijn aanspraken op een deel der Spaanse monarchie kracht bijzette door een inval in de Zuidelijke Nederlanden, bewerkten De Witt en [de Engelse diplomaat William] Temple in 1668 een drievoudig verbond tussen Engeland, de Verenigde Provinciën en Zweden. Zij wilden Frankrijk met Spanje verzoenen, en Van Beuningen zou Lodewijk hiervan moeten overtuigen. Toen nu in een gezellige kring enkele jonge Franse edelen klaagden over de kosten die hun oorlogsuitrusting eiste, klopte Van Beuningen op de zak waarin hij een afschrift der Triple Alliantie had, en zei: Weest gerust mijne heren! Ik heb de vrede voor u in mijn zak. |
|
|
Hierop begon in 1672 de Hollandse Oorlog met een Engelse en Franse oorlogsverklaring aan de republiek. Frankrijk had zich naast Karel II in het westen als bondgenoot ook voorzien van de bisschop van Munster en de aartsbisschop van Keulen in het oosten. Frankrijk wenste niet alleen de Spaanse Nederlanden, waar Lodewijk via zijn vrouw volgens een erfrechtelijke redenering recht op meende te hebben, maar ook de rivier de Rijn als natuurlijke Franse grens. Het failliet van De Witts buitenlandse politiek, die lange tijd succesvol was geweest, was compleet nadat Frankrijk en zijn bondgenoten de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden inderdaad aanvielen.
De republiek had een ijzersterke oorlogsvloot en wist een gecombineerde aanval over zee van Engeland en Frankrijk af te slaan, maar het landleger was verwaarloosd; de republiek dreigde volledig onder de voet te worden gelopen. Veel steden in het oosten van het land hadden zich zonder slag of stoot overgegeven. Dat gaf bij de bevolking in de provincie Holland de indruk dat sprake was van verraad.
Om Holland tegen de oprukkende legers te verdedigen, werd voor het eerst gebruikgemaakt van de Waterlinie. Talrijke polders werden onder water gezet. Dat leidde tot grote onrust op het platteland. Het feit dat de polders slechts zeer langzaam vol liepen met water, veroorzaakte paniek in de steden. Plunderende boeren verergerden de situatie. De zegswijze indertijd was dat het volk redeloos, het land reddeloos en de regering radeloos was. De Staten-Generaal ging tegen de zin van De Witt vredesonderhandelingen aan met Frankrijk, maar het volk zag ook dat als verraad en gaf De Witt de schuld. Het jaar 1672 zou de Nederlandse geschiedenis ingaan als het rampjaar.
|
|
Hollandse oorlog; Lodewijk XIV trekt in 1672 de Rijn over |
|
|
Prinsgezinden profiteerden van de afwezigheid van Johan door met succes de regenten in de provincie Holland te dwingen het Eeuwig Edict af te schaffen. Cornelis de Witt was een van degenen die onder bedreiging werd gedwongen te tekenen. Het opende de weg om Willem van Oranje aan te stellen als stadhouder Willem III. Dat gebeurde op 29 juni, toen Johan thuis nog steeds herstellende was.
Op 23 juli vertelde Willem Tichelaar, een louche barbier-chirurgijn, de rechtbank dat Cornelis de Witt hem 30.000 gulden had geboden om Willem III te vermoorden. Daarnaast zou hij hem helpen met problemen die Tichelaar had met de schout en zou hij de positie van baljuw van Beijerland krijgen. Cornelis de Witt werd daarop gearresteerd. Hij betichtte op zijn beurt Tichelaar van het willen beramen van een moordaanslag op Willem III en dat Tichelaar hem had willen overhalen mee te doen, iets wat hij geweigerd zou hebben.
|
|
Cornelis de Witt |
|
|
Op 21 juni 1672 werd er een moordaanslag gepleegd op de gebroeders De Witt. Johan liep die avond tussen elf en twaalf uur van het Binnenhof naar zijn aan de Kneuterdijk gelegen woning. Een knecht met een brandende toorts liep voorop. Aangekomen op de Plaats sprongen vier jongelui met degens tevoorschijn die de knecht de toorts ontrukten en die doofden, om het tweetal vervolgens aan te vallen. De Witt en zijn knecht verzetten zich heftig. De Witt raakte aan zijn hals gewond, viel en verwondde daarbij zijn hoofd. Toen hij op de grond lag, staken de jongelui hem twee keer met een mes; in zijn rechterzij en linkerschouder. Dezelfde dag, rondom hetzelfde uur, vond er een mislukte aanslag op zijn broer in Dordrecht plaats. Johan overleefde de steekpartij, maar was pas op 12 juli buiten levensgevaar en moest uiteindelijk veertig dagen lang bed houden.
Een van de aanvallers was herkend en werd gearresteerd. Het ging om de bijna 23-jarige Jacob van der Graeff, een zoon van de raadsheer Van der Graeff. Hij bleek de aanslag te hebben gepleegd met zijn broer Pieter en hun vrienden Adolph Borrenbach en Cornelis de Bruyn, die gevlucht waren naar het leger van de prins. De Graeff werd op 29 juni na een snel proces onthoofd.
|
|
's-Gravenhage |
|
|
Toen Willem III stadhouder geworden was, zag Johan het nutteloze van zijn eigen positie in en diende op 4 augustus hij zijn ontslag in als raadpensionaris. Willem III zorgde er persoonlijk voor dat hij geen 'eervol ontslag' verleend kreeg. De Witt deed een beroep op een afspraak uit 1658 die hem toestond na zijn raadpensionarisschap toe te treden tot de Hoge Raad. Dat werd toegestaan, maar door zijn snelle dood heeft hij er nooit zitting genomen.
|
|
Koning Willem III van Oranje Nassau, was vanaf 1672 Stadhouder van de Republiek. |
|
|
Johan de Witt werd in de val gelokt met de mededeling dat zijn broer hem wilde spreken. Na een half uur wilde Johan de gevangenis verlaten, maar het werd hem onmogelijk gemaakt door een grote menigte. Aanvankelijk beschermde de cavalerie de gevangenis, maar de commandant kreeg van hogerhand het bevel te vertrekken onder het valse voorwendsel van een bericht over plunderende boeren. Tichelaar was uit een raam gaan hangen en schreeuwde het aanwezige volk toe dat nu hij was vrijgelaten dit het overtuigende bewijs was dat hij het gelijk aan zijn zijde had gekregen dat niet hij, maar Cornelis de prins had willen vermoorden. Hij riep de aanwezige mensenmassa op wraak te nemen op de broers, mede omdat de straf die De Witt was opgelegd veel te laag zou zijn voor het plegen van hoogverraad.
|
Gebroeders de Witt gelynched
|
|
Gefaseerde beelding van de moord op de gebroeders de Witt [P. Frits] |
|
|
|
|
Aan het einde van de middag drongen opgehitste, dronken en woedende schutters de gevangenis binnen en sleurden de broers naar buiten. Cornelis bezweek onder de slagen van geweerkolven. Johan werd door notaris Van Soenen met een piek in zijn gezicht gestoken. Daarna schoot luitenant ter zee Maerten van Valen hem van achteren met een pistool in zijn hoofd. De lijken werden geheel ontkleed, op het Groene Zoodje aan de wipgalg ondersteboven opgehangen, opengereten en gecastreerd. Tenen, vingers, oren, neuzen, lippen en tongen werden afgesneden. De ingewanden werden uit de lichamen gehaald en deels door de omstanders opgegeten of aan honden te eten gegeven. Hendrick Verhoeff ging er prat op dat hij de harten uit de lichamen had gesneden, iets dat hij de magistraat - de ochtend van de moord - beloofd had te doen. Ze zijn nog jaren tentoongesteld geweest.
|
|
NAAR BOVEN / TO TOP OF PAGE
|
|
|