 |
 |
 |
 |
 | Verenigde Oost-indische Compagnie / VOC |
|
|
|
|
de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
|
|
De Scheepvaart vond haar bloeiperiode gedurende de periode van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden 1588-1795.
The heyday of Dutch shipping was during the period of the Republic of the Seven United Netherlands from 1588 to 1795. |
|
|
Voorcompagnieën
|
|
1e scheepvaart van 1595 tot 1597 naar Oost Indë onder bevel van |
Gerrit van Beuningen. |
Gerrit van Beuningen was bevelhebber van de eerste scheepvaart van 1595 tot 1597 [Compagnie van Verre] naar Oost Indië. Hoewel de reis geen commercieel succes was, had hij wel bewezen dat vaart naar Azië mogelijk was. De tweede |
scheepvaart van 1598 tot 1600 [Oude Compagnie] stond onder bevel van Jacob Cornelisz van Neck. Steven van der Haghen werd bevelhebber op de 3e equipage van 1599 tot 1601 [Oude Compagnie]. Jacob Cornelisz van Neck was weer bevelhebber onder de 4e equipage van 1600 tot 1602 [ Oude Compagnie]. |
Thuiskomst eerste scheepvaart naar Oost Indië 1597 |
|
|
|
2e scheepvaart van 1598 tot 1600 & 4e equipage van 1600 tot 1602 naar Oost Indië onder bevel van |
Jacob Cornelisz van Neck. |
Jacob Cornelisz van Neck was de bevelhebber van de tweede scheepvaart van 1598 tot 1600 [Oude Compagnie] naar Oost Indië nadat de eerste scheepvaart van 1595 tot 1597 [Compagnie van Verre] o.a. onder leiding van Gerrit van Beuningen had bewezen |
dat vaart op Azië mogelijk was. Steven van der Haghen werd bevelhebber op de 3e equipage van 1599 tot 1601 [Oude Compagnie]. Jacob Cornelisz van Neck was weer bevelhebber onder de 4e equipage van 1600 tot 1602 [Oude Compagnie]. |
|
|
Jacob Cornelisz Banjaert, genaamd van Neck (1564-1638). Admiraal, burgemeester en raad van Amsterdam |
& zijn vrouw Griete Jacobsdr van Rhijn (1585-1652). |
Tweede scheepvaart naar oost Indië |
|
Thuiskomst tweede scheepvaart naar Oost Indië 1599 |
|
Thuiskomst tweede scheepvaart naar Oost Indië 1599 |
|
|
|
3e equipage van 1599 tot 1601 & 1e VOC vloot naar Oost Indië onder bevel van |
Steven van der Haghen. |
Steven van der Haghen werd bevelhebber op de 3e equipage van 1599 tot 1601 [Oude Compagnie] naar Oost Indie. In die rol waren aan hem vooraf gegaan Gerrit van Beuningen en Jacob Cornelisz van Neck. De eerste scheepvaart van Gerrit van Beuningen was van 1595 tot 1597 [Compagnie van Verre]. Hoewel de reis geen |
commercieel succes was, had hij wel bewezen dat vaart op Azië mogelijk was. De tweede scheepvaart van Jacob Cornelisz van Neck was van 1598 tot 1600 [Oude Compagnie]. Na de 3e equipage van Steven van der Haghen was Jacob Cornelisz van Neck weer bevelheber onder de 4e equipage van 1600 tot 1602 [Oude Compagnie]. |
Steven van der Haghen |
|
|
|
|
In 1481, werd de navigatie verder verbeterd met de introductie van de astrolabium. Dit was een cirkelvormige instrument dat de hoogte van de zon of de sterren mat. Hiermee kon je de breedtegraad berekenen. Ook bezat het de wiskundige methodes om de afstand uit te werken die men naar het noorden of zuiden had gezeild, gebruikmakend van die breedtegraden.
In 1481, navigation was further improved with the introduction of the brass astrolabe (a circular instrument that measured the altitude of the sun or the stars) to calculate latitude, and mathematical methods of working out the distance sailed north and south using degrees of latitude. |
|
|
De vier reizen vonden plaats onder de zogenaamde voorcompagnieën. Om de concurentie tegen te gaan en meer bescherming te zoeken tegen de Portugese vijand, werd door toedoen van Johan van Oldenbarneveld de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) opgericht. Het was Steven van der Haghen die als eerste Admireal onder de naam van de VOC het bevel zou hebben over een vloot van 13 schepen. Het vlaggeschip hete “de Geünieerde Provinciën’. Geurt Dircksz van Beuningen (een familielid van Gerrit van Beuningen) was één van de medeoprichters en staat met zijn naam in de oprichtingsacte van 20 maart 1602.
The four first voyages took place under the so-called ‘voorcompagnieën’. To reduce the competition and to seek more protection against the Portuguese enemy, plannes were made to unite all the shiping comanies of The Netherlands. It was Johan van Oldenbarneveld who initiated this and which resulted in the very first multi national in the world: The United Eastindia Company, or as the Dutch all it: De verenigde Oostindische Compagnie (VOC). It was Steven van der Haghen who became the first VOC Admiral and thus commanded a fleet of 13 ships. The flagship was called ‘De Geünieerde Provinciën'. Geurt Dircksz van Beuningen (a family member of Gerrit van Beuningen) was one of the founding members of the VOC and can be found in the initial deed of 20th March 1602. |
|
|
|
Kaart van de wereld in 1570! |
|
|
Verenigde Oost-indische Compagnie VOC
|
|
De VOC-maagd houdt een gelauwerd zwaard in de ene hand en de gezegelde oprichtingsakte in de andere. |
|
|
VOC TIJDPERK [CLICK HERE [54.862 KB]
]
|
De oprichting van de VOC in 1602 werd voorafgegaan door een periode waarin gelegenheidsondernemingen (zogenaamde Voorcompagnieën) de reizen naar Azië organiseerden. De Portugezen, die tot ongeveer 1590 de handel op Azië beheersten, konden niet meer aan de vraag naar specerijen voldoen, waardoor de prijzen omhoog schoten. Nederlandse kooplieden besloten hierop het Portugese monopolie te doorbreken. De organisatie van de VOC was in de Republiek gedecentraliseerd. In plaatsen waar voorcompagnieën bestonden of in oprichting waren werden nu kamers (zes bestuurlijke en administratieve eenheden) van de VOC gevestigd. Dit gold voor Amsterdam, Zeeland (Middelburg), Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen. Iedere Kamer op zich werd door “Bewindhebbers” bestuurd en had onder meer zijn eigen equipage afdeling en zijn eigen soldij-administratie ten behoeve van de dienaren in Azië en de Kaap die bij één van de zes Kamers in dienst waren.
|
|
|
|
The establishment of the VOC in 1602 was preceded by a period in which ‘occasion’ ventures (so-called Voorcompagnieën) organised the travel to Asia. The Portuguese, who mastered until approximately 1590 the trade on Asia, could no longer meet the demands on spices, as a result of which the prices shot high. Dutch merchants decided to break through the Portuguese monopoly. The organisation of the VOC had been decentralised in the Republic. In places where ‘Voorcompagnieën’ existed there were chambers being established (six administrative offices) of the VOC. This applied to Amsterdam, Zeeland (Middelburg), Rotterdam, Delft, Hoorn and Enkhuizen. Every chamber in itself was controlled by "Bewindhebbers" and had among others its own equipage department and administration.
|
Octroye 1602 Vereenigde Oostindische Compagnie
|
|
|
De Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden, allen den genen die dezen tegenwoordigen zullen worden vertoont,saluit. Doen te weten: Aangezien de welstand der vereenigde Nederlanden principaalyk is bestaande in de navigatie, handeling en commercie, die uit de zelve landen van alle oude tyden gedreven, en van tyd tot tyd loffelyk vermeerdert zyn, niet alleen met de nabuurige koninkryken, en landschappen, maar ook met de gene die verder van deze landen in Europa, Asia, ende Africa, gelegen zyn, ende dat beneffens de zelve in de naaste thien jaaren herwaarts by eenige principale kooplieden der voorschreve landen, liefhebbers van de navigatie, handeling en commercie, op vreemde landen, in compagnie binnen de stadt Amsterdam opgeregt met groote kosten, moeite en perykelen, by de hand genomen is die zeer loffelyke navigatie, handeling, en traffique op de Oostindiën: daar van de apparentie goed en groot bevonden zynde, waren onlangs daar na by verscheide andere kooplieden, zoo in Zeeland, op de Maas, als in 't Noorderquartier ende Westvriesland, mede gelyke compagnien opgericht, ende de voorscheve navigatie, handeling, ende commercie dadelyk by der hand genomen: 't welk by Ons geconsidereert, ende rypelyk overwogen wezende, hoe veel de vereenigde Landen, ende de goede ingezetenen der zelve daar aan gelegen was, dat de zelve navigatie, handeling en commercie, onder een goede generale ordre, politie, correspondentie, ende gemeenschap, beleyt, onderhouden, en vermeerdert werde, hadden goedgevonden daar toe de Bewindhebbers der voorschreve Compagnie voor ons te beschryven, ende de zelve te proponeren, dat eerlijk, dienstig en profytig, niet alleen voor de vereenigde Landen, maar ook voor allen den genen, die deze loffelyke handeling by de |
|
hand genomen hadden, ende daar inne waren participerende, zoude wezen, dat de zelve Compagnie vereenigt, ende de voorschreve handeling onder een vaste ende zekere eenigheid, ordre, ende politie, zoude mogen gemeen gehouden, gedreven, ende vermeerdert werden, voor alle de ingezetenen der vereenigde Landen, die daar in zouden believen te participeren: het welk by de Gedeputeerden der zelve Compagnie wel verstaan, ende overzulks, na verscheide communicatien, deliberatien, inductien ende rapporten, tot vereeniging gebragt zynde, hebben wy na rype beraadslaging, daaropgehouden, tot bevordering van den welstant der vereenigde Landen, eensamentlyk het profyt van alle de ingezetenen der zelve, de voorschreve vereeniging geaggreëert ende bevestigt, aggreeeren ende bevestigen by dezen, uit souveraine magt ende authoriteit, ook met vaste wetenschap, onder de pointen, vryheden ende voordeelen, hier naar verklaart. Als in den eersten.
I. Dat in deze equipagie, tot dienst ende profyt van deze Compagnie, de kamer van de Bewindhebbers, binnen Amsterdarn zal hebben te bevorderen ende te bezorgen de helft, de kamer van Zeeland een vierdepart, ende de kameren op de Maaze, Noordholland, ende Wefftvriesland, elk een agtstepart.
I I. Dat, zoo dikwils als het van nooden zyn zal een generale Vergadering ofte Collegie uit de voorschreve kameren te houden, die gehouden zal werden van 17 persoonen, daar in uit de kamer van Amsterdam zullen compareren 8, uit Zeeland 4, uit de Maaze 2, ende van gelyken uit Noordholland 2; wel verstaande, dat de zeventiende persoon by beurten van die van Zeelánd, Maaze ende Noordholland, zal werden in de Vergadering gebragt by de meeste stemmen; van welke persoonen alle zaaken, deze vereenigde Compagnien aangaande, zullen verhandelt worden.
I I I. 't Voorschreve Collegie, als het beschreven zal worden, zal te zamen komen, om te resolveren, wanneer men zal equiperen, met hoeveel schepen, waar men die zal zenden, ende andere dingen, den handel betreffende: ende zullen de resolutien van 't voorschreven Collegie by de voorschreve kameren van Amsterdam, Zeeland, Maaze ende Noordholland geeffectueert, ende in 't werk gestelt worden.
I V. De Convocatie ende Vergadering van 't voorsz Collegie zal gehouden worden de eerste 6 jaaren binnen Amsterdam, ende 2 jaaren daar na in Zeeland, ende zoo voorts gedurende deze vereeniging.
V. De Bewindhebbers, die van wegen deze vereenigde Compagnie van huis zullen reizen, daar toe gecommitteert zynde, 't zy om in het voorschreve Collegie te vergaderen, of in eenige andere besoignes, zullen voor haare daggelden hebben tot de onkosten 4 gulden, de schuit en de wagenvragten daar in niet begrepen ; welverstaande, dat hier in niet begrepen en zyn, die van de eene stadt in de andere reizen, om de respective kameren te frequenteren als regeerders der zelve, de welke geen reisgelden nog daggelden en zullen genieten.
V I. Of 't gebeurde, dat in 't Collegie eenige swaarwigtige zaaken voorvielen, daar in de Collegianten niet wel en konden verdragen, ofte accorderen, ofte daar zy haar zelfs in zouden beswaart vinden, om malkanderen te overstemmen, dat het zelve zal gelaaten worden tot onze verklaring ende decisie, ende 't gene dien aangaande goedgevonden zal worden, zal agtervolgt, ende nagekomen worden. |
|
V I I. De vereeniging ende Compagnie zal beginnen ende aanvang nemen met dezen jaare 1602. ende zal geduuren tot den tyd van 21 Jaaren agtervolgende, mits dat men t'elken 10 jaaren een generaal slot van rekening zal maaken, ende zal elk een t'einde die jaaren vrystaan, te mogen daar uitscheiden, ende zyn geld na hem nemen, welverstaande dat van de tegenwoordige equipagie ende uitreeding van deze schepen, die binnen dezen jaare zullen uitvaaren, byzonder rekening gedaan zal worden.
V I I I. Ende zullen de onkosten die by de participanten van de eerste rekening in Oostindien, ofte in de engte van Magellanes, daar deze Compagnie getraffiqueert zal hebben, zullen wezen gedaan, ende die de participanten van de volgende rekening te baat zullen mogen komen, ofte tot voordeel strekken, die van de tweede rekening dragen ende gelden de helft, ofte zoo veel min als het Collegie van de zeventhienen zal bevinden in redelykheid te behooren.
I X. Ingevalle eenige participanten, van deze aanstaande reizegeen genoegen hebbende aan deze vereeniging, haar geld na hen begeerende te nemen, ofte de beloofde somme opzeggen, 't zelve mogen doen, mits dat men herlieden geven zal ten advenant van zeven ende een half ten 100, ofte meer, na dat hen toegezegt is.
X. Alle ingezetenen van deze Landen zullen mogen in deze Compagnie participeren met zoo weinig ende veel penningen, als het hen gelieven zal: dan of het gebeurde, dat 'er meer penningen waren aangeboden ofte gepresenteert, dan de navigatie wel zoude vereischen, zullen die gene, die in de Compagnie hebben meer als 30000 gulden, moeten na rato ende proportie hun capitaal minderen, omme anderen plaats te geven.
X I. Ende zullen de Ingezetenen by openbaare affixie van biljetten, ter plaatze daar men gewoonlyk is biljetten te affigeren, binnen den tyd van een maand na dato dezer gewaarschouwt worden, dat zy binnen den tyd van vyf maanden, ingaande primo April eerstkomende, in deze Compagnie zullen worden geadmitteert., ende haare penningen, die zy zullen willen inleggen, mogen opbrengen in 3 termynen, te weten ongevaarlyk een derdepart tot de toerusting voor den jaare 1603. nog een derdepart voor de equipagie van den jaare 1604. ende 't resterende derdepart voor de uitreeding van den jaare 1605. een maand daar naar dat zy daar van, van de Bewindhebbers zullen zyn vermaand; gelyke waarschouwing zal worden gedaan in de maand Maart, voor de equipagie van de eerste 11 jaaren van dezen Octroye, te weten in den Jaare 1612.
X I I. De schepen ; die van de reize wederkeeren, zullen wederom inkomen ter plaatze daar zy uitgezeilt zyn, ende of door fortuin van weder ofte wind die schepen, in het eene quartier uitgaande, aanquamen in het ander, als die van Amsterdam, of van het Noorderquartier in Zeeland of op de Maaze, ofte die van Zeeland in Holland, dat niettemin elke kamer het bewind en de administratie van haare uitgezondene schepen ende koopmanschappen zal behouden, mits dat van de Bewindhebbers van de zelve kamer gehouden zullen zyn, haar zelfs in |
|
persoon ter plaatze te laaten vinden, daar de schepen ende koopmanschappen aangekomen zyn, ende geenige Facteurs daarover in zullen mogen stellen ; maar ingevalle haar zelfs niet gelegen ware te reizen, dat zy als dan de Bewindhebberen van de kamer, daar de schepen gearriveert zyn, tot d'administratie zullen committeren.
X I I I. Als d'een of d'andere kamer speceryen, ofte andere koopmanschappen van Indiën aangekregen heeft, ende andere kameren geen en hebben, of nog geen en hebben ingekregen, dat in zulken gevalle die kamer, die geprovideert is, de andere kameren op haar verzoek na gelegenheid van de zaak zal provideren, ende elke maal meer zenden, als zy uitverkogt zullen hebben.
X I V. Dat men de rekening van de eguipagie ende uitrusting van de schepen, met de dependentie van dien, zal doen 3 maanden na het vertrek van de schepen, ende een maand daar na copye aan de respective kameren zenden: ende van de retouren zullen de kameren, zoo dikwils zy dies verzogt worden, staat aan malkanderen overzenden, ende de rekening daar van zal men zoo haast sluiten, als doenlyk is, ende de generale rekening na de 10 jaaren zal geschieden in 't openbaar, mits datter alvoren biljetten aangeslagen zullen worden, om elk een te waarschouwen, die over de auditie der zelve zal begeeren te komen.
X V. Ende zullen die kameren gehouden wezen, aan de Provintien of Steden, der welker ingezetenen in deze Compagnie ingelegt zullen hebben 50000 guld., of daar boven, over te zenden, zoo wanneer daar retouren zullen komen, staat van de ingenomen cargasoenen, als ook staat van de penningen gemaakt van de verkogte koopmanschappen, by zoo verre zy van de Provintien ofte Steden zulks te doen verzogt worden.
X V I. Ende zoo eenige Provintien goedvonden eenen Agent te stellen, de welke de penningen uit de inwoonders van de respective Provintien verzamelde, om die in een masse te leggen, ende van de retouren ende inkomsten betaling te vorderen, zal die kamer, daar zoodanigen Agent de penningen ingebragt heeft, den zeven moeten toelaaten acces in de voorsz kamer, om aldaar geinformeert te mogen worden van den staat van den uitgeven ende inkomen, mitsgaders de uitschulden ende inschulden, van den comptoire, behoudens dat die penningen, by den voorsz Agent ingebragt, zullen monteren ter somme van 50000 guld., ofte daar boven.
X V I I. Als 'er van de retouren 5 ten 100. in kasse zal wezen, zal men aan de Participanten uitdeeling doen.
X V I I I. Ende zullen de respective kameren bedient worden by de tegenwoordige Bewindhebbers, als namelyk, de kamer van Amsterdam by Gerard Bikker, Reinier Paauw, Pieter Dirksz Hasselaar, Jaques de Felaar, Jan Jansz Carel, Bernard Berewyns,Johan Poppe, Hans Hunger, Hendrik Buik, Louis de la Becque, Dirk van Os, François van Hove, Ellert Lucasz, Isaac le Meer,Siwert Pietersz Hem, Gerard Reynst, Marcus Vogelaar, Jan Harmensz, Geurt Dirksz, Huibregt Wagtmans, Leonard Ray,Albert Simonsz Jonkhein, ende Arent ten Grootenhuize.
XIX. De kamer van Zeeland by Adriaan Henriksz ten Haaf, Jacob Boreel, |
|
Jan Lambrechtsz Coele, Jarob Pietersz de Waard,Cornelis Meuninks, Adriaan Bommenee, Laurens Bacx, Everhart Bekker, Aarnout le Clercq, Aarnout Verhoeven, Gerard van Schoonhoven, Nicolaas Pietersz, Balthasar van Vlierden, ende Balthasar de Moucheron.
X X. De kamer van Delft by Jan Jansz Lodestein, Arent Jacobsz Lodestein, Dirk Bruinsz van der Dussen, Gerard Dirksz Meerman, Cornelis Adriaansz Bogaard, Michiel Jansz Sasbout, Willem Joosten Dedel, Dirk Gerritsz Meerman, Jan Raad, Jacob Sandersz Balbiaan, Henrik Otte, ende Jaspar Meerman.
X X I. De kamer van Rotterdam by Fob Pietersz van der Meyden, Willem Jansz Frank, Gerrit Huigens, Pieter Leonardsz Busch,Johan van der Veecken, Willem Jansz van Loon, Jan Jacobsz Mus, Adriaan Spierink, Cornelis Matelief de Jonge.
X X I I. De kamer tot Hoorn by Claas Jacobsz Syms, Cornelis Cornelisz Veen, Willem Pietersz Crap, Pieter Jansz Liorne.
X X I I I. Ende de kamer tot Enkhuizen by Lucas Gerritsz, Willem Cornelisz de Jonge, Jan Pietersz Schram, Henrik Gruyter, Jan Laurisz van Loofen, Dirk Dirksz Peller, Gysbregt van Berenstein, Barthout Jansz Steenhuizen, Jacob Jacobsz Hinloopen,François du Gardyn, ende Willem Brasser.
X X I V. Eenige van de voorsz Bewindhebbers komende aflyvig te worden, ofte anderzins uit den dienst te scheiden, zal die plaats onvoorzien mogen blyven, ende niemant in de afgestorvene of uitgescheiden plaats moeten gesurrogeert worden, 't en ware die van de zelve kamer anders goedvonden, tot dat de Bewindhebberen der respective kameren gekomen zullen wezen op 't navolgend getal.
XXV. De kamer van Amsterdam op 20 persoonen, die van Zeeland op 12, die van Delft op 7, die van Rotterdam op 7, die van Enkhuizen mede op 7, ende die van Hoorn op gelyk getal.
X X V I. Maar yemant van 't voorschreve getal komende te sterven, ofte ook anders uit den dienst te geraken, zullen de andere Bewindhebbers van de kamer, daar zulks gevalt, binnen den tyd van 2 ofte uiterlyk 3 maanden nomineren drie bequame gequalificeerde persoonen, ende de zelve de Heeren Staaten van de Provintie, daar het Collegie resideert, of den genen, by henluiden daar toe te committeren, voordragen, om een daar uit in de plaats van den overleden, of die uit den dienst anderzins is geraakt, gekoren te worden, na de ordre daar opgenomen.
X X V I I. De Bewindhebbers zullen op eere, eed, en vromigheid, solemnelyk beloven, dat zy zich in haare administratie wel en getrouwelyk zullen dragen, goede ende deugdelyke rekening houden ende doen, ende de meeste van de Participanten niet meer voordeels doen, in het opbeuren van de penningen, tot de uitreeding noodig, ende uitdeeling van de retouren, als de minste.
X X V I I I. Ende die na dezen tot Bewindhebbers zullen worden gekoren; zullen van hun eigen in de Compagnie moeten resiqueren, elk ten minsten 1000 ponden vlaams, dan de Bewindhebbers tot Hoorn ende Enkhuizen zullen mogen volstaan, mits inleggende ten minsten 500 gelyke ponden.
XXIX. Zullen voorts genieten voor provisïe van uitreedinge |
|
1 ten 100., en ook zoo veel van de retouren, welke provisie zal verdeelt worden, de kamer van Amsterdam de helft, de kamer van Zeeland een vierde part, ende de kamer van de Maaze ende Noordholland elk een agtste part, zonder reguart te nemen of d'een ofte d'ander meer ofte min penningen inbrengt, ofte speceryen als zyn contingent verkoopt.
XXX. Met verstande, dat de Bewindhebberen niet zullen mogen tot laste van de Compagnie te brengen, eenige provisie van penningen voor de Compagnie te ligten, ofte de waaren te beneficieren, nogte iemant anders committeren tot laste van de Compagnie, omme de uitreeding te bevorderen, ende de waaren, daar toe noodig, te koopen.
X X X I. Ende dat den Boekhouder, Cassier, ende dienaar, ofte kamerbode, zal gesalariseert worden van de Bewindhebberen van elke respective kamer, zonder zulks te mogen brengen tot last van de Participanten.
X X X I I. Of 't gebeurde, dat onder d'een ofte d'ander kamer yemant van de Bewindhebbers in zulken staat geraakte, dat hy niet en konde voldoen, 't geen hem zyne administratie aangaande betrouwt ware, ende daar door eenige schade mogt komen; zal zulks wezen tot laste van de penningen, onder de zelve kamer resorterende, ende niet tot schade van de generale masse; dies zullen de penningen, welke de Bewindhebbers in deze Compagnie hebben specialyk verbonden zyn voor haare administratie.
X X X I I I. De Bewindhebbers van de respective kameren zullen responderen voor haare Cassiers.
X X X I V. Ende op dat het voornemen van deze Compagnie met meerder vrugt mag uitgevoert worden, tot welstand der geunieerde Provintien, conservatie ende augmentatie der neering, mitsgaders tot profyt van de Compagnie, zoo hebben wy de voorsz Compagnie geoctroyeert ende geaccordeert, octroyeren ende accorderen mits dezen, dat niemant, van wat qualiteit ofte conditie die zy, anders dan die van de voorsz Compagnie uit deze vereenigde Landen zal mogen vaaren, binnen den tyd van 21 jaaren eerstkomende, beginnende met dezen jaare 1602. incluis, Beoosten de kaap de Bonne Esperance, ofte door de straat van Magellanes, op de verbeurte van de schepen en goederen, blyvende in haar geheel de concessien voor dezen gegeven aan eenige Compagnie, omme te vaaren door de voorsz straat van Magellanes, behoudelyk datze hare schepen uit deze Landen zullen afzenden binnen 4 jaaren na dato dezes, op pene van te verliezen 't effect van de voorsz concessie.
X X X V. Item, dat die van de voorsz Compagnie zullen vermogen Beoosten de kaap de Bonne Esperance, mitsgaders in ende door de engte van Magellanes, met de Princen ende Potentaten verbintenis te maaken, ende contracten op den naam van de Staaten Generaal van de vereenigde Nederlanden, ofte Hooge Overheden der zelve, mitsgaders aldaar eenige fortressen ende verzekertheden te bouwen, gouverneurs, volk van oorlog, ende officiers van justitie, ende tot andere noodelyke diensten, tot conservatie |
|
van de plaatzen, onderhouding van goede ordening, politie, en justitie, eenzamelyk tot vordering ende nering te stellen, behoudelyk dat de voorsz gouverneurs, officiers, volk van justitie, en volk van oorlog, zullen eed van getrouwigheid doen aan de Staaten Generaal, ofte de Hooge Overigheid voorsz, ende aan de Compagnie, zoo veel de nering ende traffycque aangaat, ende die zullen de voorsz gouverneurs ende officiers van justitie afstellen, by zoo verre zy bevinden dat de zelve hen qualyk ende ontrouwelyk dragen, met dien verstande, dat zy lieden de voorsz gouverneurs ofte officiers niet en zullen beletten herwaarts over te komen, om haare doleantien ofte klagten, zoo zy eenige meenen te hebben, aan ons te doen, ende dat die van de Compagnie t'elker wederkomst van de schepen gehouden zullen wezen de Heeren Staaten Generaal te informeren van de gouverneurs, ende officieren, die zy in de voorsz plaatzen zullen hebben gesteld, omme haare commissie als dan geaggreëert ende geconfirmeert te worden.
X X X V I. Ende zoo die van de voorsz Compagnie op eenige plaatzen bedrogen en qualyk gehandelt worden, of dat in 't vertrouwen van eenige penningen of koopmanschappen de zelve, zonder restitutie ofte betaling daar van te genieten, gehouden wierden, dat zy die schade naar gelegenheid der zaake, na dat zy best vermogen zullen, doen repareren, door alzulke middelen, als men gevoegelyk zal konnen: Behoudelyk dat de schepen hier te lande wederkomende, zy rapport zullen doen van de gelegenheid van de zaak, aan 't Collegie van de Admiraliteit, in 't quartier daar die zullen aankomen, met verstande, dat die van 't voorsz Collegie eenige verklaaring doen, daar by die van deze Compagnie haar vinden beswaart, zy lieden daar van aan ons zullen mogen provoceren, ende zullen de goederen onder behoorlyke inventaris gebeneficeert worden, by die van de Compagnie, 't en ware iemant anders dan den Fiscaal hem party maakte, ende de ingebragte goederen reclameerde, in welken gevalle de voorsz goederen geadministreert zullen worden, gelyk van de sententie van die van de Admiraliteit verklaart zal worden te behooren.
X X X V I I Of het gebeurde, dat die schepen van Spangien, Portugal, of onderwegen vyanden, die schepen van deze Compagnie vyandelyk aantasten, ende in 't vegten eenige der vyanden schepen verovert wierden, dat de zelve veroverde schepen ende goederen zullen verdeelt worden na de ordre van den Landen, te weten het Land ende Admiraal genietende daar van haare geregtigheid, mits dat vooren afgetroken zal worden die schade, die de Compagnie in die rescontre zal geleden hebben, ende zullen die van de respective Admiraliteiten, daar de schepen zullen aankomen, de kennisse nemen van de deugdelykheid van den prinse, blyvende pendentelyk de administratie van de goederen by die van de Compagnie onder behoorlyke inventaris, zoo vooren gezegt is, ende den gegraveerden by sententie vrygehouden te provoceren.
X X X V I I I. Dat de speceryen, Chinesche zyde, ende kattoene lywaten, die by de Compagnie uit Oostindiën |
|
zullen worden gebragt, in 't inkomen nogte uitgaan, niet meer zullen worden belast, als die nu belast zyn, volgende de lyst ende de generale verklaaring, nopende de goederen in dezelve gespecificeert, ende in 't einde van dien gestelt.
X X X I X. Dat men geen schepen, geschut nogte ammunitie van deze Compagnie zal mogen nemen tot dienst van den Lande, dan met consent van de Compagnie.
X L. Item, dat de speceryen van de Compagnie zullen verkogt worden op eenerlei gewigt, in de swaarte van die van Amsterdam.
X L I. Dat die van de Compagnie in de respective kameren zullen vermogen haare speceryen te overslaan, het zy binnen scheepsboord ofte inde pakhuizen, ende dat zonder daar van eenige accys, impost, ofte waaggeld te betalen, mits dat die speceryen op haar voorsz gewigt niet zullen worden getransporteert, maar verkogt zynde, gewogen zullen worden, ende 't regt van de waag betalen zullen, gelyk andere goederen, de waag subject zynde, zoo dikmaal als die zullen verkogt, ofte verlevert worden.
X L I I. Item, dat men geen Bewindhebbers haare persoonen ofte goederen zal mogen belasten ofte bekommeren, om van de zelve te hebben rekening van haare administratie in de voorsz Compagnie, nog ter cause van gagie van eenige commizen, schippers, stuurluiden, ende bootsgezellen, ofte andere persoonen ten dienste der Compagnie aangenomen; maar die dezen aangaande iet tegen haar zal willen pretenderen, zal gehouden zyn de zelve te trekken voor haare ordinaris Rechters.
X L I I I. Dat de provoosten van de Compagnie zullen mogen apprehenderen aan Land het scheepsvolk, dat hem in dienst heeft begeven, ende de geapprehendeerde t'schepe mogen brengen, het zy in wat steden, plaatzen, of jurisdictie van dien, de zelve zouden mogen bevonden worden, mits dat de voorsz provoosten daar toe te vooren zullen aanspreken den Officier ende Borgermeester van de stadt ende plaats.
X L I V. Ende tot erkentenis ende recognitie van dezen Octroye, ende 't gene voorsz is, zullen die van de voorsz Compagnie aan ons betalen de somme van 25000 ponden, tot 40 grooten Vlaams 't stuk, die wy inleggen in de equipagie van de eerste 10 jaaren ende rekening, daar van tot profyt van de Generaliteit genoten ende gedragen zal winst ende risicque, gelyk alle andere Participanten in deze Compagnie zullen genieten ende dragen.
X L V. Ende wanneer eenige schepen van de reize zullen wederkeeren, zullen de generaals ofte commandeurs over de vloote, schip ofte schepen, gehouden wezen in 't aankomen te doen rapport van haare reize, ende daar van schriftelyk relaas, zoo zulks vereischt word, over te geven.
X L V I. Alle welke poincten, voordeelen, ende vryheden, hier boven verhaalt, Wy geordonneert hebben, ende ordonneren mitsdezen dat agtervolgt ende onderhouden zullen worden by allen ende eenen iegelyken van de onderzaten ende ingezetenen der vereenigde Landen, zonder daar tegens, directelyk ofte indirectelyk, nog binnen de vereenigde Landen, nog daar buiten, te doen ofte doen doen, in eeniger manieren, op pene van daar over als beletteren van het gemeene beste der Landen ende overtreders van onze ordonnantie |
|
ende bevelen, aan lyf ende goed gestraft te worden: Ontbieden daarom ende bevelen wel expresselyk aan alle Gouverneurs, Justicieren, Officieren, Magistraaten ende inwoonders der vereenigde Landen, dat zy die voorsz Bewindhebbers rustelyk, ende vredelyk laaten genieten, ende gebruiken het volkomen effect van dezen Octroye, Consent ende Privilegie, cesserende alle contradictien ende empeschementen ter contrarie, want wy 't zelve ten dienste van den Lande bevonden hebben alzoo te behooren.
Gegeven onder onzen Zegel ende Signature van onze Greffier, in 's Gravenhage den 20den Maart des jaars 1602. |
|
|
Regels voor de handel in VOC aandelen |
|
|
Oost-Indië huis
|
|
|
|
Vergadering van de Heren XVII |
in het Oost-Indië huis te Amsterdam |
|
|
|
De Kamer van Amsterdam waar 'de Heren zeventien' vergaderden
The Chamber of Amsterdam where the 'de Heren zeventien' had their meetings |
|
|
De Compagnie ontving van de Staten-Generaal een handelsmonopolie voor het gebied gelegen ten oosten van Kaap de Goede Hoop tot Straat Magelan. De Compagnie ontving ook enkele soevereine rechten: het recht in haar handelsgebied een legermacht te bezitten en om diplomatieke contracten met Aziatische bestuurders te sluiten.
|
De VOC werd bestuurd door de Heeren XVII, afgevaardigden van de zes VOC-kamers. De VOC werd gefinancierd met particulier kapitaal in de vorm van aandelen, dat bovendien niet na afloop van een reis werd terugbetaald. Beslissend voor het succes van de onderneming was het feit dat de heren XVII besloten hadden aandelen aan het grote publiek uit te geven, waarmee men dan in de maatschappij deelnam. De aandelen, meestal met een nominale waarde van Hfl. 3000,-, werden niet fysiek uitgegeven, maar men noteerde in een aandelenboek alle inschrijvingen en aan en verkopen hiervan. De participant werd een bewijs gegeven van inschrijving van gestort kapitaal in de onderneming.
|
|
|
The company received from the ‘Staten-Generaal’ a trade monopoly for the area lain at the east of Cape Hope to street Magelan. The company also received some sovereign rights: the right to have an army in its trade area and to close diplomatic contracts with Asian governors. The VOC were controlled by the ‘Heeren XVII’, delegates of the six VOC-chambers. The VOC were financed with private capital in the form of shares, which were not paid back after a travel. Decisive for the success of the venture was the fact that the ‘Heeren XVII’ had to issue private shares to the general public, with which one then took part in the company. The shares, generally with a nominal value of Hfl. 3000, -, were all registrated and noted in a share book. The participant was given a certificate of registration of paid capital in the venture.
|
|
|
Mare Liberum [Hugo Grotius]
|
|
Hugo de Groot was een pionierend theoreticus op het gebied van natuurrecht, dat hij definieerde als het idee dat bepaalde zaken uit zichzelf goed of slecht zijn, en daardoor bepaalde rechtsbeginselen vanuit zichzelf geldig zijn. Deze vloeien dus niet voort uit de Gods openbaring die op de Sinaï door God aan Mozes gegeven waren, maar gelden voor alle mensen (nakomelingen van Noach): het natuurrecht geldt "zelfs als we zouden aannemen dat er geen God van Israël bestaat". Deze rechtsprincipes ontwikkelde hij en paste hij toe in De iure praedae (Over het buitrecht) uit circa 1604 en De iure belli ac pacis. In een later als MARE LIBERUM (De Vrije Zee) los gepubliceerd hoofdstuk uit De iure praedae ontwikkelde De Groot voor het eerst een concept van een mondiale gemeenschap, vanuit het idee dat de zee voor allen toegankelijk moest zijn om zo de communicatie tussen volkeren in stand te houden en niet elkaar de toegang tot de overzeese gebieden te ontzeggen. De Groots werk op dit gebied vormde de basis voor later werk van filosoof John Locke. Bij verschijning van Mare Liberum wonden Engelse geleerden als John Selden en William Welwod zich nogal op en publiceerden weerleggingen van De Groots stellingen. Welwods Abridgement off all sea lawes pareerde De Groot met Defensio capitis quinti Maris Liberi oppugnati a Gulielmo Welwodo (Verdediging van de vrije vijf oceanen, die worden aangevallen door William Welwod). |
|
|
Hugo Grotius was a pioneering theorist in the field of natural law, which he defined as the idea that certain things by themselves are good or bad, and therefore certain legal principles are valid. So these do not derive from the revelation of God that was given at Sinai to Moses by God, but applies to all people (descendants of Noah): natural law applies "even if we assume that there is no God of Israel that exists". These legal principles he developed and he applied in De jure praedae (About the booty right) circa 1604 and De jure belli ac Pacis. In a later chapter from De jure praedae he published MARE LIBERUM (The Free Sea) and thus developed the first concept of a global community. This was based on the idea that the sea had to be accessible to all as to be able to communicate between each other. Grotius's work in this area was the basis for later work of philosopher John Locke. Upon publication of Mare Liberum English scholars like John Selden and William Welwod were not amused and published refutations of The Greatest propositions . Welwods Abridgement off all sea lawes parried De Groot by Defensio capitis quinti Maris Liberi oppugnati a Gulielmo Welwodo (Defense of the free five oceans, which are attacked by William Welwod).
|
|
Petition of the United Dutch East India Company Drafted by Hugo Grotius Submitted to the Estates General on March 4, 1606 |
To the Right Honorable Members of the Estates General of the United Provinces
With all due respect, the directors of the United Dutch East India Company would like to remind Your Honors that you admonished them on several occasions to instruct the VOC fleets to do as much damage to the enemy as possible, including the persons, ships, and goods of his subjects. It was Your Honors’ argument that the petitioners might otherwise not maintain their trade with honor or even increase it, adding that this was the principal reason for Your Honors to establish the United Dutch East India Company and authorize its offensive war against the Portuguese. Your Honors undoubtedly realized that it would greatly benefit the common cause not just to protect a trade against enemy violence, which is of great importance for the welfare of the common people, but also to deny the King of Spain his revenues from the East Indies. After all, these revenues give him the wherewithal to ruin and destroy these provinces. In addition, any damage done to the enemy in the East Indies would give Your Honors occasion to undertake many more military and naval expeditions outside of these provinces, all to the detriment of the enemy.
Since they cared deeply for the fatherland and Your Honors’ government, the petitioners took this serious admonition to heart and equipped their ships for warfare, which is not customary for merchants and cost the Company a great deal of money. The officers of the VOC fleets were commanded to do all possible damage to Philip III and his subjects. When Steven van der Haghen sailed in December 1603 with his fleet of twelve ships, he carried with him secret instructions suggesting ways to inflict great harm on the common enemy, both at sea and on land, all for the benefit and honor of these provinces. The secret instructions were communicated to some representatives of Your Honors, who, we trust, read them with great satisfaction. Indeed, the secret instructions have already borne fruit in the waters around Mozambique and Goa, where Steven van der Haghen has made himself master of the sea and pushed back the Portuguese with superior ability. It impresses upon the natives that the Dutch have sufficient prowess and courage not just to protect themselves and their allies from Spanish violence, but also to attack the Portuguese in their own strongholds. Cornelis Matelief, who sailed last year in command of eleven ships, received the same instructions, which, we hope, will result in similar or greater successes. |
|
Yet it is becoming more difficult and expensive for the Company to implement this policy. The petitioners have learned the hard way that it is nearly impossible for private merchants to wage war against such a powerful public enemy without government subsidies. Hence they will abort their offensive unless they receive special assistance from Your Honors. They consider this demand neither unreasonable nor unfair because the war in the East Indies strengthens the Republic’s reputation abroad, disadvantages its enemies, and benefits the federal government by means of taxes levied on booty and imported and exported goods. Several petitions were submitted to Your Honors to this purpose, along with various other requests. Your Honors admonished the petitioners on February 26, 1605, to manfully pursue their praiseworthy policy, and to protect the East Indies trade from Iberian intimidation and harassment, while doing the King of Spain and his subjects all possible damage. Due to the departure of some provincial deputies, as well as for other reasons, Your Honors deemed it inadvisable to entertain the requests that had been submitted along with the petition. Yet Your Honors also decided that, for the purpose of implementing and furthering the aforesaid praiseworthy policy, the petitioners should enjoy the benefit of a previous resolution of the Estates General, which assigned them two ships, along with their sails, anchors, cordage, and cannons. In addition, the petitioners received assurances that the Estates General would continue to support the VOC offensive in the East Indies and show them all favor, goodwill, and accommodation. Yet the petitioners never enjoyed the full benefit of the promised assistance, au contraire. Instead of receiving two fully armed warships, they were fobbed off with an unrigged vessel.
There is another problem as well. Because of their large equipages, the previous voyages have cost the Company nearly all its capital. After the departure of the eight ships commanded by Pauwels van Caerden, which are fitted out right now, there will be only five hundred thousand guilders left in the Company’s war chest, barely enough to outfit two ships and a yacht for next year. As for the return cargoes that we expect in the near future, nearly all of them belong to the fleet of fourteen ships commanded by Wybrandt van Warwyck, little remaining for the ten-year Company. In any case, we probably will not be able to use the proceeds of the return cargoes in the way we did before. For the VOC directors may well decide that the fleets of Van der Haghen and Matelief, along with the third one currently under preparation, carry greater complements and more ammunition and provisions than are strictly necessary for commercial purposes. Instead of these warships, they could have fitted out ten merchantmen for next year, for example. |
|
In consideration of these excessive costs and the great service done to the Republic, Your Honors have not bestowed any extraordinary favors on the petitioners, but been very precise in levying taxes on booty captured at no cost to the country. Nor are these tax revenues earmarked for the upkeep and increase of VOC privateering, even though they could hardly be spent on anything more appropriate. This must be disconcerting to the Company’s many shareholders, who consented to the VOC offensive in the East Indies in the expectation of Your Honors’ support. They undoubtedly realize that, provoked by our hostile procedures, the King of Spain will not spare any costs to shore up his position in the East Indies, and that the VOC cannot hope to be victorious without some material support from Your Honors, instead of admonishments and empty promises. Failing Your Honors’ assistance, the VOC shareholders may well waver in their resolution and demand easy and immediate profits, eschewing great costs and dangers by means of a strictly defensive strategy. This could mean the demise of the East Indian navigation, wherein consists the welfare, indeed, the life of so many people, which all serves to invigorate the enemy.
Since Van Caerden’s fleet is ready for departure and in need of instructions, which should include something about federal assistance, the petitioners have considered it necessary to remind Your Honors of their many previous requests. They entreat Your Honors not to mishandle this important affair, but to finally decide on the most suitable means for giving effect to your earlier promises. The most convenient solution would be to assign them the resources that are crucial for waging the war in the East Indies, but do not burden Your Honors financially.
With Your Honors’ permission, and provided His Excellency gives his approval as well, we will bring together in an aerarium militare all the ships, commodities, ammunition, prisoners’ ransoms, and other kinds of booty captured at the VOC’s expense in the East Indies. We will keep separate accounts for the aerarium militare, and make no disbursements to anyone, nor pay import taxes on East Indian goods. The aerarium militare will be used exclusively for waging war in the East Indies, ransoming Dutch prisoners, and safeguarding the places seized by the Company. If approved by Your Honors, an aerarium militare should result in memorable conquests and put courage into your subjects, who would save no trouble to attack even the most impregnable of fortresses, such as are of great importance to the enemy and will be even more so to Your Honors. These feats will be testimony to the fact that federal funds can nowhere be spent better for the honor, reputation, and benefit of the Republic and the enemy’s evident ruination than in the East Indies. The petitioners trust that Your Honors will easily see the merits of this proposal, which will be of greater benefit to the common cause than to the petitioners themselves. While Your Honors would relinquish the fifth share of all booty taken in the East Indies, and His Excellency the thirtieth part, the petitioners should be content to contribute their four-fifths share to the war against Spain, which they could otherwise have invested in trade, yielding immediate and predictable profits. There would be one condition, however. The hostilities should serve the purpose of protecting this notable navigation and trade. The petitioners are perfectly willing to give Your Honors and His Excellency the opportunity to inspect the accounts of the aerarium militare once in a while. In addition, the petitioners would be happy to keep Your Honors and His Excellency informed about East Indian affairs. If the capture of several richly laden prizes should allow for some disbursements, after subtraction of the costs involved and the contribution to the aerarium militare, the petitioners will immediately provide Your Honors and His Excellency with the fifth and thirtieth shares of the booty, respectively.
May it please Your Honors to respond favorably to their petition or otherwise to depute a few members to first ascertain the importance of the issue and then report back to the Estates General, so that the case may finally be disposed of for the good of the country.
Herewith. ..
Petition or request submitted in March 1606 to the Estates General by the Directors of the East Indian Company. |
|
|
Het begin van de VOC / The beginning of the VOC
|
Steven van der Haghen is één van de groote figuren uit de aanvangstijd van de vaart op Indië. Hij is eerst in dienst geweest van den Hoornse reeder Reynier Pietersz. van Twisk, vaart voor het eerst met het Nederlands schip "de Wittel Leeuw" door de Straat van Gibraltar naar Italië. Hij commandeert in 1597 twee schepen naar de goudkust.
|
|
|
Hij gaat in 1599 als vlootcommandant over 3 schepen van de Compagnie Van Verre (1599 - 1601) [deze drie schepen zijn in het wapen als symbool opgenomen: ZON / MAAN / MORGENSTER] naar Indië en legt in mei 1600 de grondslag van de Nederlandsche macht in de Molukken.
|
|
|
In 1602 is hij terug in Holland en treedt hij net na de oprichting van de VOC op 18 December 1603 op als de commandant [Admiraal] van de eerste vloot der Vereenigde Oostindische Compagnie. Zijn vlaggeschip is de Geunieerde Provinciën met Simon Jansz. Hoen als Schipper. Het schip is op een doek [van Cornelis Verbeeck] hieronder in het midden te zien met de gele vlag. N.B. zijn vader Andries van der Haghen komt voor in het eerste aandeelhoudersregister van de Kamer van Amsterdam der Vereenigde Oostindische Compagnie van 1602. Hij was aandeelhouder voor 300,- gulden.
Note: De kleinzoon van de achterkleinzoon van Steven van der Hagen was Bernardus van der Hagen genaamd en geboren te 's-Hertogenbosch; diens vader Joannes van der Hagen was daar "Dragonder in het regiment van dhr. Gen. 1 Luit. Duportal en in desselfs Comp. in guarisoen 's-Hertogenbosch". De OUDOVERGROOTOUDER GEN 8 NR.: 214 van de Probandus Marnix Alexander de Paula Lopes was ook Bernardus van der Hagen genaamd én ook geboren in dezelfde stad. Dit is ook de reden waarom lange tijd gedacht is dat Steven van der Hagen een directe voorouder zou zijn. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat de Bernardus van der Hagen waar de Probandus van afstamt Pretestant was en die van Steven van der Hagen Katholiek. Beide dopen van deze personen zijn in het archief aldaar terug gevonden!
|
|
|
Bernardus van der Hagen * 's-Hertogenbosch; kleinzoon van de achterkleinzoon van Steven van der Hagen. |
VIII/214 Bernardus van der Hagen * 's-Hertogenbosch; voorouder van de Probandus Marnix Alexander de Paula Lopes. |
|
|
|
|
Steven van der Haghen is one of the main characters at the beginning of the sea voyages to the East Indies. He first has been in service of the Hoornse schipping company of the Reynier Pietersz. van Twisk with the Dutch ship "the Witte lion". He sailed via the street of Gibraltar to Italy. In 1597 he commands two ships to the gold coast. In 1599 he works as fleet commander for the company ‘van Verre’. He commanded three ships; ZON / MAAN / MORGENSTER [all are shown as symbols on his family crest] to the Indies and lays in may 1600 the basis for Dutch power in the Molukken.
|
|
|
|
Bataafse Armada 1603 |
|
|
Autobiografie Steven van der Haghen
|
Hieronder: "Steven van der Haghen’s Avonturen van 1575 tot 1597 door hem zelven verhaald", geschreven tussen midden 1608 en augustus 1611 door Steven van der Haghen persoonlijk in opdracht van zijn advocaat Arnoldus Buchellis in het kader van zijn geschil met de VOC over zijn salaris en andere beloningen.
|
|
|
In 1602 he is back in The Netherlands and acts, after the establishment of the VOC on 18 December 1603, as the first commander [ admiral ] of the United Dutch East Indies Company (VOC). By the way, his father Andries van der Haghen presents himself as one of the first shareholders in the register of the Chamber of Amsterdam of the United Dutch East Indies Company (VOC) in 1602. He was shareholder for 300, - guilders.
|
|
On Dec 18th, 1603, a Dutch VOC-fleet sailed from Holland to Mozambique, Indonesia, Ambon, Bantam, the Moluccas, Tidor and Ternate, one of the world's most volatile volcanic belts. The Fleet consisted of twelf heavily armed VOC ships. Both "De Gelderland" and "De Duyfken",the smallest but fastest ship of the Fleet, were part of this VOC fleet. On a later journey (1606) it was "De Duyfken" that found the northern coast of a huge continent: Australia. In 1605 orders were sent from the VOC headquarters in Amsterdam to the Governor of the Spice Islands. "‘There must be more charting, mapping and exploring of the lands further east of the Spice Islands and a renewed search for a passage through to the Pacific Ocean" This exploration required a man of courage and determination and Admiral van der Haghen had no hesitation in recommending Captain Janszoon to the Governor. Janszoon, a natural leader and skilled navigator, was chosen for the hazardous voyage to the unknown. It was also thought that the small Duyfken, with its shallow beam, would be ideal for exploring the coastlines in uncharted shallow waters. |
|
|
|
|
De originele instructies hierboven zijn van de VOC aan Admiraal Steven van der Haghen gedateerd op 29 oktober 1603 [1e VOC vloot]. Pas bij de opening op volle zee van zijn geheime instructies vernam de admiraal de oorlogzuchtige bedoelingen van de Compagnie. Hij was door de bewindhebbers opzettelijk onkundig gehouden van de opdracht een aanvallende oorlog te moeten voeren. Bekendmaking van de instructies wekte grote beroering onder het scheepsvolk, waarvan velen niet hadden aangemonsterd om te gaan vechten. De ommezwaai van handelsvaart naar oorlogsvoering kwam voor menigeen als een complete verrassing. [KLIK HIER VOOR DE TRANSCRIPTIE: Instructie ende Ordonnantie [44 KB]
]
|
|
|
De vloot waarmee Steven van der Haghen 18 december 1603 uitzeilt, is een echte oorlogsvloot; zij heeft 1080 man aan boord en is zwaar bewapend; de schepen zijn uitgerust met halve kartouwen (zware kanonnen waarmee kogels van 24 pond kunnen worden verschoten), alsmede metalen stukken en gotelingen, die kogels van 9 pond afschieten, en bovendien grote en kleine steenstukken; zelfs het jacht van 30 ton is uitgerust met twaalf metalen stukken en gotelingen en zes grote en kleine steenstukken. De vloot heeft ook voor elke sloep die de schepen aan boord hebben twee kleine gotelingen bij zich.
De reden van het zenden van een oorlogsvloot naar Indië is de mededeling van Wolfert Harmensz dat een grote Portugese oorlogsvloot uit Goa, onder bevel van André Furtado de Mendoça, de toegang tot Ternate blokkeert. |
|
|
|
|
|
Het schaalmodel van de Geunieerde Provintien. Foto op speciaal verzoek gemaakt door de modelbouwer Cor Emke. Dit model is nagebouwd voor de Provandus Marnix Alexander de Paula Lopes; |
De reconstructie van het vlaggeschip van Steven van der Haghen; zie www.arievanduijn.nl/bouw-geunieerde-provintien |
|
|
|
Brief 14 januari 1605 van Steven van der Haghen en zijn raad te Bantam, bestaande uit: Cornelis Bastyaensz. / Houtman / Hendrick Compostel / Roberto Oultremans / Francois Thibaut / Jan Jansz. Mol.
Letter January 14, 1605 by Steven van der Haghen and his counsel in Bantam, comprising: Cornelis Bastyaensz. / Houtman / Hendrick Compostel / Roberto Oultremans / Francois Thibaut / Jan Jansz. Mol.
The letter is addressed to the directors of the East India Company, which includes the request to send warships so that they, along with the emperor / Samorijn can drive the Portuguese from Malabar.
|
De brief is gericht aan de bewindhebbers der Oost Indische Compagnie, inhoudende het verzoek om oorlogsschepen te zenden ten einde samen met den Keyzer / Samorijn de Portugeezen uit Malabar te verdrijven. |
|
|
|
|
|
|
In 1605 veroverd Steven van der Haghen Amboina (AMBON) en verjoeg de Portugezen uit de Molukkenen Hij vestigt definitief de macht van de Compagnie op Ambon. Hij herovert op de Portugezen het door hem gestichte 'Kasteel van Verre' en doopte Fort Leitimor om tot Fort Victoria (gebouwd door de Portugesen in 1580). Van de andere Molukken-eilanden werden de Portugezen ook verdreven.
|
|
|
|
|
|
|
|
Fort Leitimor -> Fort Victoria |
Fort Nieuw Victoria - 27 Februari 1605, Van der Haghen, menulis: “Pada tanggal 27 bulan ini untuk pertama kalinya Laksamana turun ke darat dan pergi ke benteng. |
Di sana Firman Allah diberitakan disertai pengucapan syukur kepada Allah Yang Maha Kuasa berkenan menganugerahkan kepadanya kemenangan besar bagi Tuan-tuannya di negeri Belanda.” |
Dan pada saat itulah Kota Ambon terlahir, sekaligus bukti tunduknya rakyat maluku terhadap Penjajahan. |
Fort Leitimor -> Fort Victoria |
|
|
|
|
In 1605 Steven van der Haghen conquered Amboina (AMBON) and drove off the Portuguese from the Molukken. He definitively establishes the power of the Company on Ambon. He reconquers from the Portugeses his founded castle ‘van Verre’ and baptised fort Leitimor to fort Victoria (built by the Portuguese in 1580). The Portugeses were also dissipated from other Mollukken islands.
|
|
|
Door vestiging van het Nederlandse oppergezag op Amboina door Steven van der Haghen, waar Frederik de Houtman optreedt als Gouverneur, worden de eerste souvereiniteitsrechten uitgeoefend waarmee het Hollandsche koloniale rijk een aanvang neemt.
|
|
|
1605, daechs naer ouergave casteel van Ambona
|
|
|
Verovering van Tidore op de Portugesen in 1605 |
|
|
Eerste verslag van de eerste VOC reis
|
Kort ende warachtich verhael vande heerlijcke victorie te weghe gebracht bij de XII Schepen afghevaren wt Hollandt, onder tghebiedt vanden Generael ende Admirael der selve Schepen .. Verhaghen, in de Eylanden vande Moluckes/ alwaer sy twee Steden ende een kasteel inghenomen/ ende zes Kraken verbrandt hebben/ ende anders. Tot Rotterdam, Bij Jan Jansz. Anno 1606: |
|
De oostindische schepen laestleden gevaren van Amsterdam ende andere steden in Hollandt zijn ghearriveert voor Mozambije de XXVI julij alwaer een krake onder ofte voor tkasteel ghenomen hebben die daer hadde beghinnen te laden zijnde de meeste helft geladen met olifants tanden en de anders ende na datse de ladinge met tgheschut ende al datse in hadde daer wtghelicht hebben zoo hebbense de krake in brandt ghesteken. De Portegijsschen boden een groote somme ghelts voor hun rantsoen om hun van tuver te beschermen: maer alzoo het tegen hunne instructie ende bevel was en mocht hetzelfde hun niet helpen. Dear na zijnse ghekomen op de custe van Goa ende hebben aliantie ende verbondt ghemaect met den Samarijn diese aldaer een keijser noemen. Daer na komende tusschen Bantham ende Ambon hebben aldaer eenighe Portegijssche schepen ghenomen van dertich ende twintich lasten groot gheladen met zekere kleedinghen Cearkijs ghenaemt ende andere diergelijcke waren. Daer na hebbense het kasteel met de stadt Ambon beleghert alwaer wel drij duijsent menschen in ende ontrent waren ende hebben se met appointement inghenomen met conditie dat de helft van alle kruijtnaghelen ende andere specerijen die daer in waren hun voor niet zouden ghelevert worden also ooc de weder helft mits die betalende volghende vesprer twelc alzoo gheschiet is ende sijn alzoo met schepen ende schuijten van daer ghevaren daerse wilden ende all die daer wilden blijven mochten tzelve doen midts de E. heeren Staten ende Sijne Excellentie eedt doende zoodatter wel zessendertich huijsghezinnen in gebleven zijn. Voorts hebben d’onse tkasteel met volc bezet hetwelcke (natzeggen van den schipper ofte Comuus dier over al bij gheweest is) wel behoudelijc is: ende hebben aldaer wel zessendertich metalen stucken gheschuts gekreghen. Van daer zijnse ghetrocken na Thiodore alwaer sij verovert hebben twee andere kraken die noch niet gheladen en waren maer daer wtghenomen hebbende al wat hun bequam ende goet docht hebben dezelve ooc in brandt ghesteken. Hebben ooc vervolghens de Stadt Thiodore beleghert ende hun gheschut daer voren gheplant zijne hebbense de stadt met stormender handt inghenomen na datter eenen toren binnen de stadt opghespronghen was door onachtzaemheijt ofte verzuijmenisse van die van binnen want tuver in hunlieder kruijt ghekomen was: ende hebben aldaer ooc 18 metalen stucken bekomen. Op de hoochte van ontrent neghen graden bezuijden de linie hebben sij ooc eenighe Portegijssche barcken ghenomen ander schip gheladen met peerden ende eenighe andere waren als olifantstande rijs arriljac. Op de custe van Corenmandel ende Bagal hebbense aldaer ontmoet ende verovert drij andere kraken waer van d’eene zeer rijckelijcken gheladen was maer d’andere weijnich oft niet: ende na datse daer wt ghelost hebben datter in was hebbense die alle drij in brandt ghesteken zoo datter alles zes kraken verbrandt zijn met noch een ander schip datse bekomen hebben tien mijlen boven Moucidon naer datse daer wt ghenomen hadden tghene datter in was. Twee schepen vande XII zijn ghekomen het eene wel ender rijckelijc gheladen van hondert vijftich last groot genoemt Gouda te Nieupoort bij het Eijlant van Wicht ende het ander ende grootste opwaerts inde westcusten ooc zeeer rijckelijken gheladen in hebbende wel vijf hondert balen naghels ende de reste al peper. Watter voorts volghen ende de heere verleenen zal zal de tijdt leeren. |
|
|
In beginperiode fungeerde de admiraal Steven van der Haghen als de hoogste functionaris in Azië. Alle compagniesdienaren waren aan hem ondergeschikt. Met de thuisreis van een admiraal kwam een einde aan zijn leiderschap. In 1606 is hij weer terug in Holland. In 1613 vergezelt hij als eerste ´Raad van Indië´ de nieuwbenoemde Gouverneur-Generaal Gerard Reynst. In 1617 en 1618 treedt hij op als Gouverneur-Generaal van Amboina.
|
|
|
Miniatuur uit een serie van 40 minaturen van Gouverneurs Generaal, Admiraals, Vice-Admiraals, Navigatoren, Commandeurs, etc. |
|
|
|
Remonstrantie & Vertoch aende Staten Generaal
|
In de Resolution den Staten Generaal vinden wij op 11 Aug. 1611 aangeteekend : "Is gelesen de requeste van Steven van der Haghen, de compaignie van 0. I. gedient hebbende als admirael, ende goetgevonden dat men die sal recommandeeren aen de XV11 Bewinth." [zie stukken hieronder!].
|
|
In Mei 1619 neemt hij deel aan de verovering van Jacatra. Op 7 October van dat jaar repatrieert hij en vestigt hij zich in Utrecht. Heeren-XVII erkennen hem officieel als grondlegger van het Hollandsche gezag op Ambon bij hun besluit van 30 September 1620.
|
By establishment of Dutch superiority on Amboina by Steven van der Haghen [capture of fort Victoria], where Frederik de Houtman acts as a Governor, the first sovereign rights were exercised with which the Dutch colonial realm takes form. In the beginning the admiral Steven van der Haghen acted as the highest official in Asia. All those who served in the company were subordinate to him.
|
|
|
With the journey home of an Admiral there also came an end to his leadership. In 1606 he is back in The Netherlands. In 1613 he accompanies the new Governor General Gerard Reynst as a first 'Council of the Indies ' In 1617 and 1618 he acts as Governor Generaal of Amboina.
|
|
|
|
Geen Gouverneur Generaal Nederlandsch Indië!
|
Steven van der Haghen is als tweede man benoemd bij de aanstelling van de Gouverneur Generaal Reynst
At the installation of Governor General Reynst, Steven van der Haghen was appointed second in command:
'Den 21 February 1613 is Sr. Steven van der Hagen by de vergaederinge van de Seventiene aangenomen o mme hemselven te laten gebruycken in dienste van de generale Oostindische Compagnie, in qualiteyt als tweede persoon naast den Gouverneur-Generaal, omme als eerste Raadt van Indien ende verders in alsulcken qualiteyt ofte ampt, als men deselve naemaals soude mogen stellen ende gebruycken, en dat op de volgende condition, hiernae verhaalt.'
Hij spreekt hieronder zijn verwondering uit niet tot Gouverneur-Generaal benoemd te zijn na de dood van Gouverneur Generaal Reynst ~ hieronder afgebeeld [Missive van admiraal Steven van der Haghen d.d. 18 juli 1616 uit Maleije op Ternate aan de VOC kamer van Amsterdam].
He speaks of his amazement after the death of Governor General Reynst [shown below] that he is nt appointed Governor-General [Missive Admiral Steven van der Haghen dated July 18, 1616 from Maleije on Ternate to the VOC chamber of Amsterdam].
|
'In de instructie van de heeren staten generael voor de heer Generael Reinst compt een Artikel seggende oft quame dat de Generael Reinst op de reijse tusschen Hollant ende Bantam quame te overlijden dat ick als president die vlote soude bij een houden tot Bantam ende aldaer gecomen sijnde eenen niuwe generael bij besloten biljetten ende pluraliteit van stemmen soude geeligeert ofte verkisen werden[.] daer van ick noit geweeten hebben & daer omme verwondert was menende dat ick behoorde te succederen inden overleden generael plaetse om dat ick voor luijtenant & eerste Raadt van Indien vande heren bewinthebberen was aengenomen & bij versterven inde overleden generaels plaetse te succederen ende twert mij also vast thoe geseit dat ick daer noit en hebben aengetwifelt dattet anders soude wesen[.] ' |
|
|
|
Mogelijk Gouverneur Generaal Nederlandsch Indië!
|
Een brief van de Heren XVII [ruim één jaar later] aan Steven van der Haghen, met 'versoek 't Generalaet by overlyden van Jan Pietersz. Coen [hiernaast afgebeeld] aan te nemen'!
Zie hieronder een transcriptie van de brief waarin dit expliciet ter sprake komt. Overigens is hij zelf in de Republiek der Verenigde Provintien wanneer Jan Pietersz. Coen zijn ambt in 1623 overdraagt aan Pieter de Carpentier. Steven van der Haghen zou zelf een jaar later overlijden aan de Pest in Utrecht. |
|
|
|
A letter from the Heren XVII [a year later] Steven van der Haghen with 'requests him to take the post of Governor General at the demise of Jan Pietersz. Coen.
A transcript of the letter in which this is explicitly discussed can be found below. Incidentally, he himself is back in the Republic of the United Provinces when Jan Pietersz. Coen transfers his office in 1623 to Pieter de Carpentier. Steven van der Haghen himself would die a year later of the plague in Utrecht.
|
Aan den E. Steven van der Haghen, admiraal en Raat van Indien, van- wegen de Vereenigde Oostindische Compagnie aldaar.
Ernstfeste, Manhafte, Lieve, Bysondere, Wy hebben overmits U. E. soo ernstelijcke versogte ontslaginge en licentie omme met de eerste schepen na huys te mogen keeren, goetgevonden tot het ge- neraal gouvernement aldaar te committeren en te authoriseren den E. Jan Pietersz. Coen, Raat van India en Directeur-Generaal over alle onse comptoiren aldaar. Dogh alsoo het lightelijck dat Godt noghtans genadelijck wil verhoeden gebeuren moghte, dat de voorsch. Jan Pietersz. Coen vóór den ontfangh van desen soude komen te overlyden en wy niet geerne peryckel en souden lopen, omme wederom by pluraliteyt van stemmen dengene tot het voorsch. ampt te sien verkiesen, die ons niet aangenaam noghte de Compagnie dienstigh soude wesen, hebben wy geraden gevonden niettegenstaande het consent, 't welck wy by de nevensgaande brieven by 't leven van den voorsch. Coen tot uwer E. weder - komste hebben gedragen te versoecken, dat U. E. by desselfs, Jan Pietersz. Coens, aflyvigheyt, de Compagnie nogh dien dienst gelieve te doen, en het generael gouvernement, ten minsten voor sooveel tijts, als 't U. E. gelegen sal komen, en totdat wy byaldien U. E. immers niet langer na de expiratie van sijn verbonden tijt aldaer soude willen blyven [op] Uwer E. advis van hier eenen anderen suc- cesseur in U. E. plaatse mogen verkiesen. Ten welcken eynde wy U. E. hiernevens senden onse commissie, met en nevens de inleggende brieven aan Hans de Hase, en aan den voorsch. Coen geschreven, dewelcke TJ. E. sal gelieven voor de syne te houden, of se op U L. name en aan uselfs waren gedirigeert, t' openen, sonder aan de Raden van India, ofte de voorsch. De Hase, daarvan maer alleenlijck van uwe commissie en van de andere generale, aan den Gouverneur en Raden gediri- geerde brieven eenige communicatie te doen. En verhopen dat U. E. geen swarigheyt sal maecken om desen last nog eenigen tijt aan te nemen, en de Com- pagnie sooveel te meer aan U. E. te obligeren, sullen wy ondertusschen hiermede U. E. des Almogende genade bevelen, en lange gesontheyt, eere en goede regie- ringe toewenschen, en den dienst van de Compagnie ten hoogsten recommanderen.
In Middelburgh desen 2 November 1617. |
Commissie voor Steven van der Hagen om by overlyden van Jan Pietersz. Coen tot Generaal op te treden [Steven was toen 54 jaar oud]. |
De Bewinthebberen der Vereenigde Oostindische Compagnie, allen dengeenen, die desen sullen sien ofte horen lesen, salut! Doen te weten dat wy, considererende de sterffelijckheyt van alle menschen ende oversulcx bedught sijnde, dat door aflyvigheyt 't welck Godt verhoede van den E. Jan Pietersz. Coene, by ons laatst verkoren Gouverneur-Generaal, het Gouvernement by pluraliteyt van stemmen in handen van dengene soude mogen vervallen, daarmede de Compagnie weynigh of qualijck soude wesen gedient, ofte dat op de verkiesinge van eenen successeur tusschen onse dienaars aldaar eenige periculeuse en de Compagnie schadelycke contentiën, Jalousien en andere inconveniënten souden mogen vallen, om alle deselve inconveniënten en swarigheden sooveel in ons is tevoorkomen, nodigh hebben geaght, by gebreck en aflyvigheyt van den voorsch. Jan Pietersz. Coen tot het voorsch. gouvernement te verkiesen, te nomineren en te authoriseren, soo wy uyt kraghte van de authoriteyt, ons by 't octroy en de instructie van de Ho. Mo. heeren Staten-Generaal gegeven, nomineren en authoriseren mits desen, den E. heer admiraal Steven van der Hagen, denwelcke wy begeren dat oversulcx by alle onse dienaars aldaar erkent, gerespecteert en geobe- dieert sal werden, in allen schijn of hy van den eersten af by ons tot het voorsch. ampt ware verkoren ende met namen in des voorsch. eerst verkoren Gouverneurs commissie ware gestelt geweest. Aldus gedaan ter vergaderinge van de Seventiene, binnen dese stadt van Middelburgh vergadert sijnde op den 2 November anno 1617, en in oirconde by alle de presente Bewinthebberen ter voorsch. vergaderinge onderteyckent en met des Compagnies zegel bevestight. |
|
|
|
Heren XVII; INGEKOMEN STUKKEN 23-10-1615
|
|
Heren XVII; INGEKOMEN STUKKEN 26-05-1617
|
RIVALITEIT MET DE ENGELSEN / RIVALRY WITH THE ENGLISH
Algemeen bekend is de rivaliteit tussen de VOC en haar Engelse tegenhanger de East India Company om de nootmuskaat. Onderstaand fragment uit de brief van Steven van der Haghen van 26 mei 1617 ( folio 200 verso) geeft in sappige termen aan dat in de ogen van derden al die animositeit tussen de Nederlanders en de Engelsen nogal meeviel:
It is a well known fact that there was rivalry between the VOC and its English counterpart, the East India Company because of the nutmeg trade. The following excerpt from the letter from Steven van der Haghen of May 26, 1617 (folio 200 verso) states in juicy terms that in the eyes of others all the animosity between the Dutch and the English could be taken lightly:
"so mij capitein Hijtto [het hoofd der mohammedaanse ambonesen] geseit heeft ...... dat sijn volck sagen dat de hollanders met de engelschen so grote vrunden waren die malcanderen vergasten & festeerden, in hare schepen tgeschut affschietende, met sulcken doen malcander te onthalen gelijck grote vrunden plegen. dat sulcks oorsake was dat de Ambonesen met de engelschen geconverseert hebben."
|
|
VOORSTANDER VAN DE SLAVENHANDEL
Uit de missieven geschreven voor de rede van Bantam op 23 oktober 1615 aan de Caemer van Amsterdam [hierboven] blijkt dat Steven van der Haghen iemand was die voorstander was van de slaven handel; fol. 69r.-70r.
'Het nodigste dat wij in Indien hebben zijn slaven en slavinnen de welcke men hier in dese landen bij menichte niet becomen en can maer int eijlant van madagascar sijnder genoch te becomen te weten aen N westsijde vant eijlant gelijck ik mij dewijle aent eijlant Anguam hebben leggen ververschen informeert hebben. Van Mataco, coopman van Lamo op de custe van Melinde en eene Josepho die welcke dickmael tusschen Arabia en Madagascar hebben gevaren met hare coopmanschap. Van dese 2 soonen hebbe ick verstaen soo veele ick conde vernemen' .... In Sada soot die arabiers noemen en in jan huijgens boeck staet Cado daer sijn menichte van slaven te coop als oock mede in Mageago, daer beneffens veel beesten en rijs als oock hoendren en fruijten in groote abondantie Doch in Sada is alles veel beter coop als in Mangelaij Alsoo Mangelaij van Sada en vant vaste lant van madagascar gespijst moet worden Die van Arabia als van de custe van Melinde hebben daer in de 2 voorszplaetsen haer vaert en het principael sijn slaven daerom datse comen Daer valt oock cooper, iser, ambergrijs, tartaruga ofte schiltpadde hoorn. In Sada laden oock rijs die se in arabia moeren en t'geene de vreemdelingen daer brengen sijn indische cleetgens, porceleijn, arabis aerdewerck coperwerck messen met veelderhande cramerije blaeu en ander couleuren van coraelen sijnder oock wel begeert maer van trompen en fluijten niet Versoude jaerlicx ordineren vande cleijnste schepen naer indien gaende binnen madagascar en t'vaste landt van africa deur te loopen en datse oock tusschen t'eijlant Juan de nova en madagascar deur loopen over die droochten die inde caerte leggen want eenige schippers willen affimeren datter geen droochten maer ancker gront bediet & bij aldien dat alsoo t'waer gewenst om seer bequamelijck langes de opperwal van madagascar heen te loopen want den voorsz Mattaca seijde dat de custe van binnen schoon was veel santstrant geen clippen & in Sada conde UE last geven om veel slaven en slavinnen te coopen die men om een reael ofte 11/2 van acht alsmede om gout daer becomen can soo men geen coopmanschap en hadde Want gout en silver bij haer oock welbegeert is de selve naer Indien aen onse forten te brengen al warende duijsent souden wel te passe comen ommer te populeren en andren forten opp galleijen en roeijsaecken te gebruijcken[.] sulcke swarten in indien wel begeert sijn gelden al 60 en 70 reaelen elck. Men is van meninge soo haest men can bij brengen van Bantam aff te met een jacht na madagascar om slaven te senden....
Twee jaar later komt Steven wederom op het onderwerp terug; uit de brief [hierboven] blijkt dat Steven van der Haghen iemand was die voorstander was van de slaven handel; Ambon 26 May 1617, fol. 200-201v.
‘Ick hebbe U.Ed. voor desen geschreven dat ons slaven so nodich syn sonder die qualicken huis te houden is […] Hadden van die tyt aff dat ick met myn vlote voor Mossambique was mogen naer myn sin gaen souden die nu geen gebreck hebben. Men liet daer ettelicke hondert lopen die by ons verovert waren om aen die menschen een christenlick werck te bewisen. [...] Dat meer is Amboina verovert synde anno 1605 quam daer een Corre corre van Burro met over die hondert Tidoresen onse vianden menende te comen onder een Portegeschen armada, maer quamen ons inde handt. Daer ick blyde om was dat ons Godt in sulcken noot so een hoop slaven thoe sondt maer Houtman die doen noch by de selve opinie was als voor Mossambiques seide dattet niet christelicken en was slaven te houden. Daer de Portegisen in Amboina wel inne verwondert waren dat men so een schone hoop slaven liet lopen. Vraechden als wy geen slaven wilden houwen wy ons werck soude doen. Sonder twifel hebben se onder malcanderen geseit dat wy een hoop beesten waren die so veel niet en wisten. Ick hebbe U.Ed voor dese oock geadviseert dat men vant eylant Madagascar aende binnen cant aen de noort syde [...] Dat men daer slaven genoech can becomen om twee realen van achten ende min elcke swarte doch daer dienen vrouwen oock te wesen so houdt mense best inde dienst & by een. Die kinderen dise procreeren blyven al slaven vanden heer ende di Madagascars syn goeden aert van slaven […] Aen eygen slaven is ons veel aengelegen die en can men niet missen. Watten slechten dingen is dat van generael Bot geweest die so veel slaven vry gegeven heeft. t'Ware beter dat hy goudt ofte silver noch had gegeven een slave die wat is gelt nu in Amboina 80, 90 & over de hondert realen.’
|
De VOC had slaven nodig voor uiteenlopende doeleinden. De specerijen plantages op Ambon en de Banda eilanden konden niet zonder het gebruik van slavenarbeid en Batavia zelf was grotendeels daarvan afhankelijk. Al in de vroege jaren van de zeventiende-eeuw hebben VOC-dienaren in Azië toestemming gevraagd aan het bestuur van de VOC in de Republiek voor de toepassing van slavenarbeid op de specerijenplantages. Het gebruik van slaven was niet iets waar alle hooggeplaatste VOC-dienaren mee eens waren.
|
|
|
The VOC needed slaves for different purposes. The spice plantations on Ambon and Banda could not do without the use of slave labor and Batavia itself largely depended on it. In the early years of the seventeenth century VOC officials requested permission from the board of the VOC in the Republic to be able to have slave labor in the spice plantations in Asia. The use of slaves was not something all senior VOC officials were agree on.
In 1585 werkte [de latere eerste VOC admiraal] Steven van der Haghen met een schipper uit Hoorn. Zij zullen uiteindelijk ook samen zaken doen, eerst naar Italië en later ook naar Carthagena. Hiermee is zijn naam verbonden aan het prilste begin van de slavenhandel in de Republiek:
In 1585 Steven van der Haghen [he ws to become the first VOC admiral] worked with a skipper from Hoorn. They will eventually do business together, first to Italy and later to Cartagena. With this is his name was attached to the very beginning of the slave trade in the Republic:
|
‘ende in Carthagena [11] [96 KB]
vonden Neerlands coopman genaempt Lenaert Castro, den welcken handelde op Barberien, ende hadde veel slaven en slavinnen, die hij ook verkocht’. |
|
|
De documenten van de VOC tonen aan dat Steven van der Haghen met zijn ideologieën direct betrokken was bij de aanvang van de slaven reizen naar Madagaskar. Aanvankelijk bleek de Republiek der Verenigde Nederlanden nauw verbonden te zijn met de slavenhandel uit Jemen. Dit blijkt uit de volgende feiten:
|
|
|
In juli 1614 lag de Oost-Indische vloot van negen schepen van de Gouverneur Generaal Gerard Reynst, om proviant in te slaan, afgemeerd bij het Comorese eiland Anjuan. Steven van der Haghen was bevelhebber van deze vloot. Feitelijk had hij de leiding gezien zijn ervaring en grote Indische kennis [hij was inmiddels benoemd als 1e Raad van Indië]. Hij maakte van de mogelijkheid gebruik om zich te verdiepen in de slavenhandel op Madagaskar. Zijn informanten waren twee Arabische kooplui. De eerste was Mataco genaamd en kwam van Lamu en de ander was ene Josepho. Zij hadden ervaring in de handelsreizen tussen het eiland en Jemen. De slaven van enige kwaliteit waren volgens deze heren met name in overvloed te vinden aan de noordwestelijke kust van Madagaskar. De admiraal bedacht dat de VOC deze slaven kon transporteren met haar eigen schepen naar Oost-Indië. Zij konden dan op de Molukken, op Banda en Ambon worden ingezet op de galeien of bij de bouw van forten of pakhuizen. Voor de VOC waren slaven inderdaad absoluut onontbeerlijk! Ook moest niet vergeten worden dat er vrouwelijke slaven mee moesten. Zij waren niet alleen nuttig voor de voortplanting, maar zorgden er met name voor dat de families bij elkaar zouden blijven waardoor ook de onderwerping aan de VOC handelbaar bleef. De oprichting van een handelsbedrijf voor slaven op Madagaskar werd dan ook serieus overwogen. |
|
|
The documents of the VOC show that Steven van der Haghen with his ideologies was directly involved in the initiation of the slaves travels to Madagascar. Initially, the Republic of the United Netherlands was found to be closely linked with the slave trade from Yemen. This is evident from the following facts:
|
In July 1614 the East India fleet of nine ships with the Governor General Gerard Reynst, was moored at the Comorian island of Anjuan to get provisions. Steven van der Haghen was commander of that fleet. In fact, he lead the expidition due to his experience and great Indian knowledge [he had been appointed as 1st Council of India]. He made use of the opportunity to get to know about the slave trade in Madagascar. His informants were two Arab merchants. The first was called Mataco andcame from Lamu and the other was Josepho. They had experience in the travel trade between the island and Yemen. They told Steven van der Haghen that the slaves of any quality and in great abundance could be found on the northwest coast of Madagascar. The admiral thought that the VOC could use their own ships to transport the slaves to the East Indies. These slaves could then be deployed on the galleys or put to good use in the construction of forts and warehouses in the Moluccas on Banda and Ambon. For the VOC slaves were indeed absolutely essential ! It was important not to forget to also take female slaves with them! They were not only useful for reproduction, but they in particular made sure that the families would remain in submission thus manageable to the VOC. The establishment of slave trading in Madagascar was therefor seriously considered. |
|
|
Gerard Reynst en later ook Jan Pietersz. Coen, de stichter van het Nederlands koloniale rijk, vonden dat de juistheid van Steven van der Haghens opvattingen die gebaseerd op Arabisch-Jemenitische verklaringen nog niet bewezen was. Coen gaf het advies om iemand naar Madagaskar te sturen om dit alsnog uit te zoeken. Coen was het met Steven eens dat zonder slaven de VOC niet kon overleven. Wanneer schepen aanmeerden voor verversingen en dus beschikbaar waren, konden wat hem betreft meteen slaven meegenomen worden naar Oost-Indië.
|
Gerard Reynst and later Jan Pietersz. Coen, the founder of Dutch colonial empire, found that the accuracy of Steven van der Haghens conceptions, which were based on Arab- Yemeni statements had not been proven. |
|
|
|
Coen gave advice to send someone to Madagaskar to investigate this. He also agreed together with Steven that without slaves the VOC could not survive. In his opinion when ships docked for refreshments and thus were available, they would be able to take slaves to the East Indies.
De Heren XVII, de hoogste vertegenwoordiging van de VOC met haar zetel in de Republiek, waren aanvankelijk gematigd positief. Zij lieten de ontwikkeling en uitwerking over aan de Gouverneur Generaal. De daadwerkelijke opdracht werd pas gegeven in het jaar 1617. De Gouverneur Generaal was toen inmiddels Jan Pieterszn. Coen.
The Heren XVII , the highest representation of the VOC with its registered office in the Republic, were initially moderately positive about the matter. They allowed the Governor General to deal with the development. The actual order was not given until the year 1617. The Governor General at that time was Jan Pieterszn. Coen.
|
Admiraal Steven van der Haghen maakte er dus geen geheim van voorstander te zijn van de slavenhandel. In 1617 herinnerde hij de kamer Amsterdam dat hij altijd de voorkeur gaf aan het gebruik van slaven (brief van dat jaar [hierboven] die hij aan de Heren XVII gezonden heeft te Ambon 26 May, fol. 200-201v.), maar was tegengewerkt door de gouverneur-generaal Pieter Both (1610-1614), die het ongepast vond om christenen te gebruiken als slaven. Pieter Both had op meerdere momenten slaven vrijgelaten die waren gevangen genomen door Van der Haghen. Frederik de Houtman als gouverneur van Ambon had ook geweigerd om slaven te gebruiken als bedrijf bedienden.
|
|
|
Admiral Steven van der Haghen once again made no secret that he was someone who was in favor of the slave trade. In 1617 he recalled to the Amsterdam Chamber that he always had preferred the use of slaves (his letter Ambon 26 May 1617, fol. 200-201V.), but was thwarted by the Governor-General Pieter Both (1610-1614), who found it inappropriate to use Christians as slaves. Pieter Both had on several occasions freed slaves who had been captured by Van der Haghen. Frederik de Houtman as governor of Ambon had also refused to use slaves voor the VOC.
In 1621 had Gouverneur-Generaal Jan Pietersz. Coen met bruut geweld het gezag van de VOC in de Banda archipel gevestigd. Coen had met geweld de meeste van de inheemse bevolking van de Banda-eilanden verwijderd of vermoord, naar schatting 15.000 mensen. Door deze gruwelijke daad kwam de VOC in het bezit van 's werelds enige bron van nootmuskaat en foelie. Echter zonder werknemers om in deze kruidentuinen te kunnen werken. Coen geïntroduceerd daarom op Banda een plantage systeem met zogenaamde perkeniers [kweker van nootmuskaat]. De VOC zorgden dat deze perkeniers slaven kregen om het werk voor hun te doen. De slaven die nodig waren voor de Specerij Eilanden waren tot 1623 gekocht of gevangen op een vrij chaotische manier. Vanaf 1624 zou de VOC een structureel aanbod van slaven op de Arakanese markt vinden ~ Het koninkrijk Arakan op het grensgebied van Bangladesh en Birma was de grootste slavenleverancier van de VOC. Terwijl Arakan zich in de zestiende eeuw uitbreidde naar Oost-Bengalen, rukte het Indiase Mogol-keizerrijk op naar West-Bengalen. Op deze confrontatie volgde een oorlog die uiteindelijk negentig jaar zou duren. Daarbij delfden de Boeddhistische koningen van Arakan het onderspit. De oorlog bracht wel een opmerkelijk nevenproduct voort. Grote aantallen krijgsgevangenen werden buitgemaakt die later verhandeld zouden worden als slaven. Belangrijkste afnemer van deze slaven was de VOC. De behoefte aan arbeidskrachten voor de specerijenplantages op de Banda-eilanden transformeerde de slavenmarkt van een aanbodgestuurde naar een vraaggestuurde.
|
In 1621 Governor-General Jan Pietersz. Coen had established the authority of the VOC in the Banda archipelago with brute force. Coen had forcibly removed or killed most of the indigenous population of the Banda Islands, an estimated 15.000 people. Because of this heinous act, the VOC was in possession of the world's only source of nutmeg and mace. However, there were no employees to do the workin the herb gardens. Coen therefore introduced in Banda a plantation system with so-called perkeniers [cultivation of nutmeg].
|
|
|
The VOC made sure that there was a fresh supply of slaves to do the work. The slaves that were needed for the Spice Islands were purchased uo to 1623 were caught in a rather chaotic way. From 1624 the VOC would find a structural supply of slaves on the market ~The kingdom of Arakan on the border of Bangladesh and Myanmar was the largest supplier of slaves for the VOC. While Arakan in the sixteenth century expanded to East Bengal, the Indian Mughal Empire marched to West Bengal. This confrontation led to a war that was to last for ninety years. The Buddhist kings of Arakan were to loose the battle. The war did have a remarkable by-product. Large numbers of prisoner of war who were captured would be traded as slaves. Main consumer of these slaves was the VOC. The need for labourers for the spice plantations on the Banda Islands transformed the slave trade from a supply-driven to a demand-driven market.
|
In 1859 schafte Nederland de slavernij in de onder direct bestuur staande delen van Oost-Indië af. We zien hier Europa ondersteund door Afrika en Amerika.
It took untill 1859 before The Netherlands abolished slavery. Here we see Europe suported by Africa and America. |
|
|
|
Opkomen voor de belangen inheemse bevolking
|
De 17de eeuwsche Calvinistische Nederlander beschouwde den kleurling als een lid van het vervloekte geslacht van Cham. In rapporten van diverse ambtenaren en visitateurs lezen wij dan ook herhaaldelijk beschouwingen over de valschheid en onbetrouwbaarheid der inheemschen, klachten over het schenden van duur bezworen contracten, verzuchtingen over hun ,,hartneckigen moorschen aert" e.d.
Van der Haghen was de veroveraar van Ambon, en bevocht ‘moorse’ piraten bij Goa, het tegenwoordige India. Hij was een tegenstander van het harde beleid van de VOC bij het veroveren van een monopolie op de handel in kruidnagelen. Ondanks dat Steven van der Haghen een voorstander van slavernij, was hij een van de weinige mensen die de moeite namen, zich in de psyche van den inlander te verdiepen, en voor diens belangen op te komen. Hij heeft ondermeer, samen met Laurens Reael, openlijk zijn bezwaren kenbaar gemaakt over het optreden van ondermeer Jan Pietersz. Coen! Samen schreven zij ook met afkeuring over de meedogenloze manier waarop Heeren XVII met de belangen en het recht van de Molukse bevolking omsprongen. Zij zagen meer in het verruimen van de eigen aanvoer en een verbeteren van de concurrentie. |
The 17th century Dutch Calvinist considered the colored man as a member of the cursed race of Cham. In reports from various officials and visitateurs we also read several considerations about the falsity and unreliability of the natives, complaints about violation of sworn contracts, aspirations of their 'hartneckigen moorschen aert'.
Van der Haghen was the conqueror of Ambon, and had fought 'Moorish' pirates in Goa, India. He was an opponent of the harsh policies of the VOC in the conquest of a monopoly on the trade in cloves. Despite the fact that Steven van der Haghen was a supporter of slavery, he was one of the few people who took the trouble, to delve into the psyche of the natives and their interests. Among others, like Laurens Reael, he has openly expressed his concerns about the actions of Jan Pietersz. Coen! Together they also wrote their disapproval about the ruthless way the 'Heeren XVII' went about with the rights of the Moluccan population. They saw more opportunity in broadening their own supply and enhancing competition. |
"Een yder sal leven in zijn gelooff gelijck hem Godt in 't herte striert, of te meent saligh te worden" |
|
|
Excerpta ex Descriptione Navigationum Stephani
|
In 1611 verscheen bij Van Raphelingen het laatste supplement van zijn 'Opera omnia' getiteld "Caroli Clusii Atrebatis Curae posteriores, seu Plurimarum non antè cognitarum, aut descriptarum stirpium, peregrinorumq́ue aliquot animalium novae descriptiones : quibus & omnia ipsius opera, aliáque ab eo versa augentur, aut illustrantur. ; Accessit seorsim Euerardi Vorstii, medicinæ professoris clarissimi de eiusdem Caroli Clusii vita & obitu oratio, aliorumq́ue epicedia", waarin alle aanvullende plantbeschrijvingen voorkomen, alsmede een Latijns excerpt opgesteld door Clusius uit de Hollandse scheepsjournalen, die Steven Van der Haghen tijdens zijn tropenreizen had bijgehouden [Charles l’Ecluse werd geboren in Arras (nu Frankrijk) op 18 februari 1526. Hij heeft zijn naam in het Latijn omgezet tot Carolus Clusius. Hij reisde veel door Europa om allerlei planten in hun natuurlijke omgeving te onderzoeken. Hij was ook degene die de tulp (uit Turkije) & aardappel (uit Peru) bekend maakte in Europa].
|
|
|
|
Erkenning / Recognision
|
In May 1619 Steven van der Haghen takes part in the conquest of Jacatra. On his repatriation on the 7th of October of that year he establishes himself in Utrecht. The ‘Heeren-XVII’ recognise him officially as founder of the Dutch authority on Amboina at their decision of 30 th September 1620.
|
Geërgerd over de aanmatiging van Frederik de Houtman, Gouverneur van Ambon, die op een kaart van Ambon dienst portret als veroveraar van dat eiland had doen schilderen, kreeg hij 20 september 1620 van de Heeren XVII de genoegdoening, dat deze zou worden verwijderd en vervangen door een andere, waarop hij zelf zijn eigen beeltenis kon doen afmalen.
Annoyed about the proclamation of Frederik de Houtman, governor of Ambon, who had a painting made of Ambon and portraited himself on it as the conqueror of that island, Steven van der Haghen got the satisfaction of ‘de Heeren XVII’ on September 20th 1620 that this painting would be removed and replaced by another, on which he himself could put his own image. |
|
|
|
|
Van Buchell vertrekt naar Amsterdam, in gezelschap van den admiraal Steven van der Hagen, wiens partij hij immer opneemt. Vooral de vraag, wie eigenlijk het eiland Amboina veroverd heeft, interesseert Van Buchell. Hij vertelt van een geschilderde kaart in de vergaderzaal te Amsterdam, die Houtman had laten maken en waarop deze zijn levensgroot portret had doen schilderen. Hierover had Van der Haghen zich zeer beklaagd, „seggende dat hem de eere van de conqueste dier landen toequam ende geensins Houtman, die veeleer met sijne gemutineerde, sooveel in haer was, hadde gearbeyt, om het casteel te doen springen ende het lant te verlaten" ). Nog enkele malen komt hij op deze aangelegenheid terug. O. a. merkt hij op, dat Van der Haghen voor alles wat hij gedaan heeft, niet de minste belooning heeft ontvangen, ja niet eens wat hem wettig toekwam, terwijl de Compagnie aan Houtman vereerde „een groote vergulde cop, daer het eylant Amboyne op gedreven stont", en later nog zijn gage op f 400 per maand bracht.
|
|
|
VOC dagboek Arnoldus Buchelius
|
|
Verder geeft hij te kennen, hoe volgens een der bewindhebbers (Jan Harmansz.) wel Van der Haghen het eiland had veroverd, maar dat hij „de papen en de paepsgesinde Portugesen daer hadde laten blijven tot ondienst van ons lant", en dat dezen zich gelukkig achtten in de handen te zijn gevallen „van soo een goedertieren overste die haere religie toegedaen was. Dit acht Van Buchell de reden, waarom men eigenlijk tegen Van der Haghen was: „Hinc omnis in illum odii ac aversionis causa. Ego ante 8 annos Apologiam ipsi ea de re feci, quam videre qui vult poterit; est nam pluries descripta").
|
|
In het Oost-Indisch Huis in het centrum van Amsterdam, dat als bestuurs- en administratiekantoor diende voor de Amsterdamse kamer van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), hangt het betreffende schilderij. Naast de vergaderingen van de 20 bewindhebbers van de Amsterdamse kamer, vonden hier ook meestal de vergaderingen plaats van de Heren XVII, de 17 leden tellende centrale directie van de VOC. |
|
|
|
De binnenplaats van het Oost-Indië huis. |
|
|
|
Van Buchel is korte tijd, tegen zijn zin, een van de bewindhebbers van de VOC geweest. In die functie steunde hij admiraal Steven van der Hagen die, ondanks zijn grote verdiensten, als katholiek gewantrouwd werd. Omstreeks 1620 bracht Van Buchel een bezoek aan de admiraal, toen die op slot Zuilen woonde. In de Monumenta schrijft hij niets over deze verwikkelingen, alleen over de familiewapens en de exotische voorwerpen die er te zien waren.
|
|
|
|
Monumenta passim in templis ac monasteriis Trajectinae urbis atque agri inventa
Cum nuper ammiralem Oostindiae (sic vocant praefectum classis Indiae Orientalis), Stephanum van der Haghen, in arce Zulena ad Vechtam flumen habitantem, inviserem, illamque perlustrarem vidi, firmis adhuc muris ac tecto recentiore structuram, a comite Rennenbergio factam vel restauratam, cuius insignia cum Culemburganis passim in vitris spectantur. * In sacello vero vetustioris structurae, vitris non omnino integris, haec signa supersunt: * Ibidem vidi inter alia exotica cornu animalis cuiusdam, magnitudinis bovini vel equini, cuius tamen ipse archithalassus formam non viderat, cum ex silvis ei adferretur illud cornu a suis. * In de capel tot Zuylen leyt gelijcke sarck als tot Westbroeck, met de quartieren in de hoecken, om de cant hebbende dese woorden: Hier leyt begraven het hart van den eedelen heeren, heer Willem, vrijgrave zoe Rennenberch, heer tot Zuylen ende Westbroeck ende Oldenhoern. Ad parietem lateris dextri: In 't jaer ons Heeren MVcXLVI, den XVIII dach in julio, so is oflivich geworden den eedelen ende wailgeboren heeren, heer Willem, vrijgraeff zoe Rennenborch, heer tot Zuylen en Westbroeck, ende heer tot Oldenhoornen, daer 't hart in dese capelle off is begraven, ende het ingewant in de Westbroeck ende het lichaem tot Oostbroeck. Godt heb de ziele. Post destructionem monasterii, cadaver inde ad Zulenos in loculo plumbeo est translatum. |
De Monumenta van Aernout van Buchel [Slot Zuylen @1620]
Onlangs heb ik een bezoek gebracht aan Steven van der Haghen, admiraal van Oost-Indië, zoals de bevelhebber van de Oost-Indische vloot heet. Hij woont op slot Zuylen aan de Vecht, en toen ik het eens goed bekeek, zag ik dat het bouwwerk stevige muren en een nog vrij nieuw dak had. Het kasteel is gebouwd of herbouwd door graaf Rennenberg, wiens familiewapens met die van Culemborg overal in de ramen te zien zijn. * In de kapel, die veel ouder is, zijn in de niet helemaal gave ramen, deze wapens nog aanwezig: * Ik zag daar ook tussen andere exotische voorwerpen een hoorn van een of ander dier, ter grootte van een rund of een paard. Hoe het beest eruit zag, had de admiraal zelf niet gezien, want die hoorn hadden zijn mannen in de bossen gevonden. * In de kapel van Zuylen ligt net zo'n zerk als in Westbroek, met de kwartieren in de hoeken, en langs de kant staan deze woorden: Hier ligt begraven het hart van Willem, vrijgraaf van Rennenberg, heer van Zuilen, Westbroek en Oldenhoorn. Aan de muur rechts: Op 18 juli 1546 is gestorven Willem, vrijgraaf van Rennenberg, heer van Zuilen, Westbroek en Oldenhoorn. Zijn hart is in deze kapel begraven, zijn ingewanden in Westbroek, en het lichaam in Oostbroek. God hebbe zijn ziel. Na de afbraak van het klooster is het stoffelijk overschot vandaar in een loden kist naar Zuilen overgebracht. |
|
|
|
|
|
|
13/1648 Zogenaamde afbeelding van Steven van der Haghen, afkomstig uit de verzamelband reisverhalen |
bijeengebracht door drukker Saeghman, (ong. 1663) waarin het verhaal van Van der Hagens 2de reis is opgenomen. |
Het betreft hier echter een portret van 'Rei de Portugal Dom João III [1502-1557]' door Francisco de Holanda, c. 1535. |
Dit getuigd wederom van het feit dat boekdrukkers oude stempels hergebruikten in hun boeken! Bij deze de rectificatie! |
|
|
Steven van der Haghen's kleinzoon wordt naar hem genoemd. Hij trouwt met Maria Reael. Maria Reael´s grootvader van vaderszijde is Jan Pietersz Reael. Jan Pietersz neemt voor het eerst de naam REAEL aan. Hij is Regent in 1598 van het Sint Jorishof, Schepen in Amsterdam in 1579. Jan Pietersz Reael wordt in 1604 burgemeester van Amsterdam. Hij had een zus die Geerte Pietersdr "in den gouden Reael" genaamd was. Zij was gehuwd met Laurens Jacobsz 1536 - 1601 (noemde zich ook later Reael). Hun zoon was Laurens Laurenz Reael, geb. Amsterdam 1583, overl. Amsterdam 1637, rechtsgeleerde en zeevaartkundige, Vice-Gouverneur over de Molukken, Amboina en de Banda-eilanden (1613), derde Gouverneur-Generaal van Oost-Indië (1616), Vice-Admiraal onder Willem van Nassau (1625), bewindhebber van de VOC (1625) en admiraal (1626). Na 1630 was hij raad, schepen en weesmeester van Amsterdam. Commissaris van de Wisselbank, Curator van "de Illustre Schole", scholarch van de Latijnse scholen en behoorde hij als dichter en letterkundige tot de "Muiderkring". Hij heeft samengewerkt met Steven van der Haghen. Hij vond dat de Heren XVII te meedogenloos met de belangen en rechten van de bevolking in Indië omsprongen. Al vroeg protesteerde hij tegen de strafexpedities die de VOC organiseerde, de zogeheten `hongi-tochten'. Hij vond, evenals vlootvoogd Steven van der Haghen, dat de doelstellingen van de VOC langs commerciële en diplomatieke weg bereikt moesten worden en niet met geweld. |
|
|
|
Steven van der Haghen's grandson is named after him. He married with Maria Reael. Maria Reael's grandfather of her fathers side of the family is Jan Pietersz Reael. Jan Pietersz is the one who for the first time adopts the name REAEL. He is regent in 1598 of Sint Jorishof, Counsel Member in Amsterdam in 1579. Jan Pietersz Reael becomes the mayor of Amsterdam in 1604. He had a sister who was named Geerte Pietersdr "in den Gouden Reael". She married with Laurens Jacobsz 1536 - 1601 (who later also named himself Reael). Their son was Laurens Laurenz Reael, born Amsterdam 1583, died Amsterdam 1637, Vice-Governor of the Molukken, Amboina and Banda-islands (1613), third Governor-General of East-Indies (1616), vice-admiral under Willem of Nassau (1625), commander of the VOC (1625) and admiral (1626). He worked closely with Steven van der Haghen. He thought that the Lords XVII dealt too relentless with the interests and rights of the population in the Indies. From the beginning he protested against harsh expeditions, the so-called ` hongi-tochten. He found, as well as Steven van der Haghen that the objectives of the VOC had to be reached commercially and diplomatically and not with violence. |
|
|
|
Maria Reael's grootvader van moederszijde Geurt Dircksz. van Beuningen klom op van zuivelkoopman tot grootaandeelhouder bij de VOC. Hij behoorde tot de eerste inschrijvers van de VOC in 1602. Van Beuningen kocht in 1623 alle peper op om de VOC van de ondergang te redden, een actie die hem geen windeieren zal hebben gelegd en die ook door anderen nagevolgd zou worden. Geurt Dircksz Van Beuningen was in 1627, 28, 30 en 32 burgemeester van Amsterdam.
|
|
|
Maria Reael's grandfather on her mothers side of the family was Geurt Dircksz. van Beuningen. He climbed up from a dairy merchant to shareholder at the VOC. He belonged to the first people who took an interest in the VOC in 1602. In 1623 Van Beuningen bought all the pepper to save the VOC going bankrupt. Geurt Dircksz Van Beuningen was in 1627,28,30 and 32 mayor of Amsterdam.
|
Op 30 april 1618 bereikte Jan Pietersz. Coen het bericht van de Heren XVII van de Vereenigde Oost-indische Compagnie ~VOC, dat hij op 25 oktober 1617 Laurens Reael [zie het artikel "Het begin van de VOC" ~ Laurens Laurensz. Reael] zou opvolgen en werd benoemd tot Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Oost-Indië (1618-1623). Hij werd later ook bewindhebber van de Oost-indische Compagnie ter kamer Hoorn (1623-1627) en werd nogmaals Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Oost-Indië (1627-1629). Hij was voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de oppermacht van de Nederlanders in Indië. Hij veroverde de stad Jakarta, die hij, herbenoemd tot Batavia, in 1621 tot hoofdstad van Nederlands-Indië maakte. Vanwege zijn pogingen een monopolie te bemachtigen, kwam hij in oorlog met de Engelsen, uiteindelijk culminerend in de moord op Ambon, waarbij een aantal Engelsen doodgemarteld werd na verdenking van samenzwering ter omverwerping van het Nederlands gezag.
|
|
|
“Dispereert niet, ontsiet uwe vyanden niet, daer en is ter werelt niet dat ons can hinderen... daer can in Indiën wat groots verricht worden!" (Aan het woord is Jan Pieterszoon Coen, de vierde Gouverneur-Generaal. In zijn in 1618 geschreven brief verzocht Coen de algemene leiding van de Compagnie om eigenhandig te mogen optreden.)
Coen wilde de handelsstad Jacatra op Java ombouwen tot een Nederlands fort en alle niet-europese handelaren weren. Dat zou ingaan tégen de belangen van de Inlandse bevolking. Met lede ogen moesten de bewoners van Jacatra vervolgens toezien hoe de pakhuizen van de VOC langzaam het karakter kregen van versterkte vestingen. Van der Haghen wees de heren XVII erop dat er enerzijds geen enkele rechtsbasis is voor het weren van de niet-europese handelaren en anderzijds een te strenge naleving van die uitsluiting economisch zo nadelig voor de inwoners is dat ze nog slechter af zijn dan onder de Portugesen, hetgeen volgens hem tot oorlog met de VOC zal leiden. Hoewel de meerderheid van de raad van Indië en met name Laurens Reael dezelfde opvattingen huldigt, steunen de heren XVII Coen, onvermoeid voorstander van een strikte naleving van de verworven monopolies alsmede de wering van alle andere handelaren. Coen was streng voor zijn minderen en meedogenloos voor zijn tegenstanders. Zowel Steven van der Haghen als Laurens Reael [zie artikelen hierboven] waren het niet eens hoe Coen te werk ging. Hoewel hij in een weinig zachtzinnige periode van de geschiedenis leefde, was het geweld dat hij bereid was te gebruiken om zijn doelstellingen te bereiken zelfs voor menig tijdgenoot te veel. Voor Coen was succes in de handel eigenlijk alleen mogelijk onder de paraplu van een politiek en militair krachtige positie. Hij overleed vrij plotseling aan dysenterie en werd in het stadhuis te Batavia begraven.
"Den handel sonder d'oorloge, noch d'oorloge sonder den handel nyet en gemainteneert connen werden." (We kunnen geen handel drijven zonder oorlog, noch kunnen we oorlog voeren zonder handel.)
|
On 30 April 1618 Jan Pietersz. Coen got word from the Lords XVII that he would succeed Laurens Reael [see the article of "the beginning of the VOC" ~ Laurens Laurensz. Reael] on 25 October 1617 and that he was appointed Gouverneur-Generaal of Dutch East Indies (1618-1623). Later on he also became manager of the East-Indian Company for the Chamber of Hoorn (1623-1627) and became once again Gouverneur-Generaal of Dutch East Indies (1627-1629). He was for an important part responsible for the supreme power of the Dutch in The Indies. He conquered the city Jakarta, which he, renamed into Batavia and which was turned into Capital of `Nederlandsch-Indië´ in 1621. Because of their attempts to create a monopoly, he came in war with the English, eventually culminating in the assassination on Ambon, where a number of English were kept and tortured to death after suspicion of conspiracy for overturning the Dutch authority.
|
|
|
“Dispereert niet, ontsiet uwe vyanden niet, daer en is ter werelt niet dat ons can hinderen... daer can in Indiën wat groots verricht worden!" (Speaking is Jan Pietersz. Coen, fourth Gouverneur-Generaal of the East Indies. In his own written letter of 1618, Coen requested the general managers of the Company to be allowed to act on his own personal account.)
Coen wanted to convert the trade city Jacatra on Java into a Dutch fort. Helas this was against the interests of the native population. The occupants of Jacatra thereafter had to see how the package houses of the VOC slowly got the character of reinforced fortifications.
During his life Coen had not been popular for his criticism on everyone who did not agree with him. Sometimes he did not even spare even the Lords XVII, who then reprimanded him. But in general sense they did not disapproved the policy pursued by him. Coen was strict for his minors and relentless towards his antagonists. Steven van der Haghen and Laurens Reael [see articles above] both did not approve of the way Coen went about his business. Although he lived in a period of time in history which was not good-natured, even for many contemporaries the amount of violence he was prepared to use to reach its objectives was even too much. For Coen success in the trade business was in fact only possible under the umbrella of a political and military powerful position. He died rather suddenly of dysentery and was buried in the town hall at Batavia.
"Den handel sonder d'oorloge, noch d'oorloge sonder den handel nyet en gemainteneert connen werden." (We can not trade without war, nor be able to conduct war without trade.)
|
Eva Ment, Coens echtgenote had twee dochters, de ene overleed al vóór Coen en de tweede stierf tijdens de reis van Eva Ment op weg naar Holland aan boord van het retourschip. Eva Ment zette als weduwe én kinderloze moeder voet aan wal in Nederland en erfde slechts de helft van Coens vermogen. De andere helft ging conform testament naar zijn zuster. Eigenlijk had natuurlijk alles eerst naar zijn dochter moeten vererven en vervolgens had Eva weer van de dochter moeten erven, het liep allemaal anders. De heren van de VOC hadden helemaal geen haast de eindafrekening van verdiensten op te maken en de weduwe en haar erfgenamen moesten nog jaren procederen, zowel om het geld als de erfenis. Eva zou nog twee maal hertrouwen. Haar begrafenis in de Nieuwe Kerk van Amsterdam in 1652, ondanks dat het Westfries Museum blijft volharden dat dit 1658 moet zijn! E.e.a. is juist geplubliceerd door Vincent van der Es (een directe nazaat van Eva Ment) in het NGV Jubileumboek "Afstammingsreeksen van De Hertogen van Brabant".
|
|
|
Eva Ment, Coens spouse had two daughters, one already died befor Coen did and the second died during voyage of Eva Ment to the Netherlands on board of the returnchip they were on. Eva Ment put foot to rampart in the Netherlands as a widow and childless mother and inherited only half of Coens fortune. The other half went in accordance to his will to Coen’s sister. In fact of course everything first should have been inherited by his daughter and that in itself should have also been inherited bij Eva. It all ran differently. The Lords of the VOC had no haste to make up the end payment of merits and the widow and her heirs had to procecute for years to come, both for the money and the inheritance. Eva, in time, would remarry twice! Her burial of Eva took place in the ‘Nieuwe Kerk’ of Amsterdam in 1652, in spite of the persistance of the ‘Westfries museum’ who continues to say that it took place in 1658! The correct date has been published by Vincent van Es (a direct ancestor of Eva Ment) in the NGV jubilee book "Afstammingsreeksen van De Hertogen van Brabant".
|
NAAR BOVEN / TO TOP OF PAGE
|
|
|
Gouverneurs van Amboina
|
|
 |